ECLI:NL:RBDHA:2023:17043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
AWB 22/5644
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag, maar het bezwaar werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het verschuldigde griffierecht van € 184 niet heeft betaald binnen de gestelde termijn. Eiser was herhaaldelijk op de hoogte gesteld van de betalingsverplichting, maar heeft nagelaten om het griffierecht tijdig te voldoen. De rechtbank oordeelt dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat eiser niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenverdeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/5644

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.] ,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen de afwijzing de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb wordt van de indiener van het beroepschrift griffierecht geheven. Voor eiser is het griffierecht vastgesteld op € 184.
2. De griffier stelt een termijn voor betaling van het griffierecht. Als binnen deze termijn geen betaling heeft plaatsgevonden, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [1]
3. Bij aangetekende brief van 6 november 2022 is eiser eraan herinnerd dat hij nog niet had voldaan aan de uitnodiging om het griffierecht te betalen en is verder meegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken diende te zijn overgemaakt. Eiser is er in die brief tevens op gewezen dat bij niet (tijdige) betaling hij het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit niet aan eiser is toe te rekenen.
5. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenverdeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, op 1 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit het vierde, vijfde en zesde lid, van artikel 8:41 van de Awb.