ECLI:NL:RBDHA:2023:17055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.19800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardigheid van de gestelde vrees voor vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren op een onbekende datum, heeft op 5 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 9 juni 2023 afgewezen, met als reden dat de aanvraag ongegrond was. De rechtbank heeft de zaak op 11 oktober 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag van eiser als ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft aangevoerd dat hij problemen heeft ondervonden na zijn scheiding en dat hij vreest voor arrestatie en detentie bij terugkeer naar Algerije. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de elementen van eisers asielrelaas, zoals de verlenging van de dienstplicht en de problemen na de scheiding, terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft inconsistent verklaard over zijn militaire dienst en de rechtbank vindt dat de staatssecretaris niet aannemelijk heeft geacht dat eiser bij terugkeer in Algerije zal worden gearresteerd of gedetineerd.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19800

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. I. Lohmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Algerijnse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 5 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 9 juni 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn – met bericht van verhindering – niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Eiser is in 2015 gescheiden en heeft vervolgens problemen gekregen met zijn ex-schoonfamilie. De laatste keer is dit uitgelopen op fysieke mishandeling. Eiser heeft toen zijn ex-zwager uit zelfverdediging gestoken met een schaar. Toen eiser hoorde dat zijn ex-zwager aan zijn verwondingen was overleden, is hij Algerije ontvlucht. Eiser vreest bij terugkeer te worden gearresteerd en voor lange tijd te worden gedetineerd. Verder vreest eiser gestraft te worden omdat hij niet is ingegaan op de oproep om zijn dienstplicht te verlengen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Betrokkene heeft zijn dienstplicht vervuld;
  • Verlenging van de dienstplicht en hieruit voortvloeiende problemen;
  • Problemen naar aanleiding van scheiding.
De staatssecretaris acht de elementen “identiteit, nationaliteit en herkomst” en “betrokkene heeft zijn dienstplicht vervuld” geloofwaardig, maar de elementen “verlenging van de dienstplicht en hieruit voortvloeiende problemen” en “problemen naar aanleiding van scheiding” niet. De geloofwaardig geachte elementen zijn volgens de staatssecretaris niet zwaarwegend genoeg om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Op wat de staatssecretaris daartoe overweegt wordt hieronder – voor zover relevant – nader ingegaan.
Geloofwaardigheid van de verlenging van de dienstplicht en hieruit voortvloeiende problemen
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte zijn problemen die voort zijn gevloeid uit de weigering om de dienstplicht te verlengen ongeloofwaardig heeft geacht. In dat verband stelt eiser dat zijn verklaringen over waarom hij vier jaar lang wachtte tot hij actie ondernam om de druk vanuit de militaire politie om zijn dienstplicht te verlengen te laten stoppen wel degelijk inzichtelijk zijn. Eiser stelt dat hij namelijk altijd heeft geprobeerd duidelijk te maken dat hij niet terug zou gaan naar de militaire dienst, maar dat pas toen zijn ouders aangaven naar de rechtbank te zullen stappen de druk vanuit de militaire politie stopte. Bovendien voert eiser aan dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd ingaat op het door hem overgelegde Thematisch Ambtsbericht van 11 november 2020 over Algerije, waaruit zou volgen dat eiser bij terugkeer naar Algerije problemen zal ondervinden als gevolg van zijn dienstweigering. Eiser verwijst ook naar het rapport van het United States Department of State (USDOS) voor wat betreft zijn vrees om gearresteerd en gedetineerd te worden in Algerije. [1]
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan eisers betoog niet slagen. De staatssecretaris stelt zich namelijk terecht op het standpunt dat het in de eerste plaats al ongeloofwaardig is dat eiser gevraagd zou zijn om zijn dienstplicht te verlengen. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn specialisatie is gevraagd om zijn dienstplicht te verlengen. De staatssecretaris werpt hem in dat kader terecht tegen dat hij inconsistent verklaart over zijn werkzaamheden gedurende zijn militaire dienst. In het nader gehoor verklaart eiser namelijk dat hij scherpschutter was, terwijl hij in het verhoor door de vreemdelingenpolitie verklaart dat hij in de keuken werkte en op de weg. [2] Eiser heeft deze tegenstrijdigheid niet weersproken. Nu de rechtbank van oordeel is dat de staatssecretaris terecht ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser gevraagd is om zijn dienstplicht te verlengen, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of eiser problemen heeft ondervonden naar aanleiding van deze gestelde weigering. De staatssecretaris heeft dan immers terecht niet aannemelijk geacht dat eiser bij terugkeer zal worden gearresteerd en/of gedetineerd.
Geloofwaardigheid van de problemen naar aanleiding van scheiding
7. Eiser betoogt ook dat de staatssecretaris ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij problemen heeft ondervonden naar aanleiding van zijn scheiding. In dat verband stelt eiser dat de staatssecretaris ten onrechte voorbijgaat aan het feit dat hij heeft aangegeven dat het incident waarbij hij zijn ex-zwager zo verwondde dat deze daaraan is overleden een zaak is die overeenkomstig de strafrechtelijke bepalingen in Algerije niet verjaart. Eiser meent daarom dat hij bij terugkeer een reëel en voorzienbaar risico loopt op een gevangenisstraf in Algerije en daarmee een schending van artikel 3 van het EVRM. Daarbij verwijst eiser naar het feit dat Nederland Algerije sinds september 2020 niet langer als een veilig land van herkomst in de zin van de Procedurerichtlijn beschouwt. [3] Tot slot voert eiser aan dat de staatssecretaris ten onrechte niet ingaat op het Annual Report on Human Rights in 2022 van de United States Department of State dat hij ter onderbouwing heeft overgelegd. [4]
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt ook niet. Met hetgeen eiser aanvoert, heeft hij ook hier de argumenten waarom de staatssecretaris de problemen vanwege zijn scheiding ongeloofwaardig vindt, niet voldoende gemotiveerd bestreden. Eiser betwist namelijk niet de door staatssecretaris geconstateerde tegenstrijdige en inconsistente verklaringen over de problemen vanwege zijn scheiding, bijvoorbeeld de tegenwerping dat eiser inconsistent verklaart over het aantal keer dat hij fysiek mishandeld zou zijn door zijn ex-zwagers. [5] Om die reden wordt niet toegekomen aan de vraag of eiser op grond van de gestelde problemen vanwege zijn scheiding een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Algerije. De staatssecretaris heeft daarom ook niet in hoeven te gaan op het overgelegde rapport van het USDOS.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kort thematisch ambtsbericht dienstplicht Algerije, november 2020; US Department of State, 2022 Country Report on Human Rights Practices: Algeria.
2.Nader gehoor, p. 11 en Proces-verbaal van gehoor, p. 4.
3.Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 2743, p. 2.
4.US Department of State, 2022 Country Report on Human Rights Practices: Algeria.
5.Nader gehoor, p. 15 en Aanvullend gehoor, p. 6.