1.1Eiser, geboren op 21 januari 2000, heeft op 8 september 2021 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft verweerder in het primaire besluit geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen omdat eiser arbeidsvermogen heeft. In het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. In geschil is of verweerder terecht heeft geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe
te kennen.
3. De rechtbank begrijpt uit het beroepschrift en hetgeen op de zitting door eiser is verteld, dat eiser vindt dat hij niet kan werken of een (vervolg)opleiding kan volgen. Hij heeft in het beroepschrift een aantal klachten beschreven waarvan hij last heeft, maar waarvan de artsen niet weten wat de oorzaak is. Hierbij gaat om beven, met name in de schouders, waardoor hij pijn heeft en soms naar adem moet snakken. Ook heeft hij last van gevoelloosheid in zijn kaak en wangen. Hij slaapt door deze klachten slecht en hij zweet ’s nachts veel. Hij is ook gevoelig voor licht waardoor hij soms pijn aan zijn ogen heeft. Daarnaast heeft hij last van zijn hart bij het ademhalen. De artsen denken dat het om psychische klachten gaat, maar hiermee is eiser het niet eens. Eiser wil graag een Wajong-uitkering, zodat hij niet meer financieel afhankelijk is van zijn ouders en hij op eigen benen kan staan.
Beoordeling van de rechtbank
4. Uit de toepasselijke regelgeving volgt dat geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft degene die:
( a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie,
( b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt,
( c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of
( d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag
belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het
minimumloon.
De rechtbank verwijst naar artikel la, aanhef, eerste lid, van het Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten waarin dit naar voren komt.
5. In dit beroep gaat het over de vraag of eiser al dan niet arbeidsvermogen heeft.
Daarover overweegt de rechtbank als volgt.