ECLI:NL:RBDHA:2023:17103
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het vreemdelingenrecht. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Fitters, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, niet in behandeling genomen. Eiser maakte bezwaar tegen dit primaire besluit en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Het bestreden besluit, dat op 14 juni 2022 werd genomen, verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat het verzoekschrift van eiser geen gronden bevatte, wat in strijd is met de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 8:81, vierde lid, van de Awb. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken gronden in te dienen, maar reageerde niet op de verzoeken van de voorzieningenrechter.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat eiser geen gronden had ingediend. De rechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos op 1 november 2023 en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.