ECLI:NL:RBDHA:2023:17149
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak over omgevingsvergunning en last onder dwangsom
In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023, in de zaak met nummer SGR 21/4436, is het verzoek van eiser om vergoeding van proceskosten afgewezen. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland, dat op 31 mei 2021 het bezwaar van eiser tegen een opgelegde last onder dwangsom ongegrond verklaarde. Eiser had op 4 december 2020 een last onder dwangsom ontvangen, waarin hij werd gelast om illegaal gebouwde structuren te verwijderen. Tijdens de zitting op 20 maart 2023 was eiser aanwezig, samen met zijn gemachtigde en zijn zoon. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om partijen de kans te geven om onderling tot een oplossing te komen.
Op 28 juni 2023 trok eiser zijn beroep in, met het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder reageerde op dit verzoek op 6 juli 2023. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet geheel of gedeeltelijk aan het beroep van eiser tegemoet was gekomen, aangezien de verleende omgevingsvergunning op 20 juni 2023 niet betrekking had op de illegale structuren waarover het beroep ging. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om verweerder te veroordelen in de proceskosten, en wees het verzoek van eiser als kennelijk ongegrond af.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.