ECLI:NL:RBDHA:2023:17179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
22/1869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van woonadres en inlichtingenverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. De eiser had een Tozo 2-uitkering aangevraagd, die per 1 juni 2020 was ingetrokken, en het ten onrechte verstrekte bedrag van € 8.199,40 werd teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet op het opgegeven adres woonde, wat leidde tot de intrekking van de bijstand. De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen juiste informatie over zijn woonadres te verstrekken. Ondanks de stellingen van de eiser over zijn woonsituatie, was er onvoldoende bewijs om aan te tonen dat hij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank concludeerde dat het recht op bijstand terecht was ingetrokken en dat de terugvordering van het bedrag gerechtvaardigd was. De eiser had ook niet gereageerd op uitnodigingen voor hoorzittingen, wat de situatie verder compliceerde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1869

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 14 december 2021 heeft verweerder het recht op uitkering voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo 2) per 1 juni 2020 ingetrokken en het ten onrechte verstrekte bedrag van € 8.199,40 van eiser teruggevorderd.
In het besluit van 15 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Aan eiser is over de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 een Tozo 2-uitkering toegekend voor levensonderhoud. Ook is aan hem in dat kader een rentedragende lening voor bedrijfskapitaal verstrekt van € 5.500,-. Bij de aanvraag om de Tozo 2-uitkering heeft eiser vermeld dat hij eigenaar is van de eenmanszaak [bedrijfsnaam]. Eiser heeft op zijn aanvraagformulier vermeld dat hij op het adres [adres] te [plaats] woont. Uit de stukken blijkt dat dit een huurwoning betreft.
1.2
Uit de stukken blijkt dat eiser aanvankelijk in de Basisregistratie Personen (BRP) op het opgegeven adres stond ingeschreven samen met mevrouw [naam] ([naam]) Ten tijde van de aanvraag om bijstand gaf eiser aan dat [naam] niet op zijn adres woonde. Eiser heeft haar adres bij de afdeling burgerzaken in onderzoek laten zetten. Vervolgens hebben toezichthouders BRP (de toezichthouders) van de gemeente huisbezoeken afgelegd op het door eiser opgegeven adres. Bij huisbezoeken in maart en juli 2020 hebben de toezichthouders niemand aangetroffen op het adres. Bij het huisbezoek in juli 2020 hebben de toezichthouders contact gehad met de eigenaar van de woning en deze heeft hen medegedeeld dat hij bezig is met de ontbinding van het huurcontract. Op 17 augustus 2020 hebben de toezichthouders opnieuw een huisbezoek afgelegd. Zij hebben bij aankomst gezien dat, anders dan bij de vorige huisbezoeken, de luxaflex raambekleding open was en omhoog getrokken. Te zien was dat er alleen twee bureaus in de kamer stonden en dat de woning verder leeg was. De eigenaar van de woning heeft hen vervolgens medegedeeld dat de huurders van de woning op het opgegeven adres vertrokken zijn. De eigenaar wist niet waar zij naar toe zijn gegaan.
1.3
Naar aanleiding van de bevindingen van de toezichthouders heeft het Team Controle & Handhaving een onderzoek ingesteld. Om eisers woonsituatie te onderzoeken is eiser bij brief van 20 augustus 2020 uitgenodigd voor een gesprek op 26 augustus 2020. Verweerder heeft daarbij vermeld dat als eiser niet op deze afspraak verschijnt, de verstrekte bijstand mogelijk wordt teruggevorderd.
1.4
Bij brief van 27 augustus 2020 heeft verweerder eiser bericht dat hij niet verschenen is voor het gesprek op 26 augustus 2020 en dat hij nogmaals voor een gesprek in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek wordt uitgenodigd, op 1 september 2020. Vermeld is dat als hij niet op het gesprek verschijnt, de verstrekte bijstand van hem wordt teruggevorderd.
1.5
Bij het primaire besluit heeft verweerder de bijstand per 1 juni 2020 ingetrokken en de als gevolg hiervan ten onrechte verstrekte bijstand van € 8.199,40 van eiser teruggevorderd.
1.6
Eisers bezwaar tegen dit besluit is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat eiser in de periode van juni tot en met september 2020 niet op het opgegeven adres woonde. Omdat niet duidelijk was waar eiser wel woonde, kon zijn recht op bijstand niet worden vastgesteld. Gelet daarop is het recht op bijstand terecht ingetrokken en is het bedrag van
€ 8.199,40 terecht van eiser teruggevorderd. Eiser stelt weliswaar dat hij wel op het opgegeven adres woonde maar hij heeft daarvoor geen enkel bewijs overgelegd. Er zijn geen dringende redenen aanwezig om van terugvordering af te zien. Eiser is uitgenodigd voor een hoorzitting op 11 februari 2022. Op 7 februari 2022 is telefonisch contact met eiser opgenomen en is hem gevraagd of hij met de stukken ook de uitnodiging voor de hoorzitting had ontvangen. Eiser heeft dit bevestigd en heeft gesteld dat hij nog diezelfde dag zou reageren. Hij heeft echter niet gereageerd, en heeft zich op 11 februari 2022 niet voor de telefonische hoorzitting gemeld, aldus verweerder.
1.7
Eiser heeft aangevoerd dat hij op het moment van de aanvraag woonachtig was in Hazerswoude-Rijndijk, en dat hij op het opgegeven adres was ingeschreven. Hij moest destijds vaak naar zijn ouders gaan omdat zij ziek waren. Ook was hij vaak met zijn kinderen weg. Hij had ruzie met de partner waarmee hij destijds samenwoonde. Zijn partner is toen weggegaan. Ook was de relatie tussen hem en zijn huisbaas niet goed. Zijn huisbaas wilde dat hij vertrok. Eiser heeft een kantoortje gehuurd. Hij heeft daar geslapen totdat hij wat vond waar hij kon gaan wonen. Eiser is depressief geweest. Ook zag hij zijn kinderen weinig en ging het niet goed met zijn werk. Eiser begrijpt niet hoe het is gegaan met de hoorzitting. Er werd contact opgenomen met hem, en er werd een gesprek ingepland. Een contactpersoon van de gemeente belde hem om te vragen of hij de e-mail met daarin de uitnodiging voor het gesprek had ontvangen. Op de dag van de hoorzitting werd eiser echter niet gebeld. Eiser was op die dag met spoed naar het werk gegaan vanwege een ziekmelding. Vervolgens is geen contact meer met hem opgenomen. Hij heeft er ook niet meer aan gedacht. Volgens eiser lijkt het erop dat verweerder een trucje heeft uitgehaald, met als doel het bezwaarschrift zonder contact met hem ongegrond te verklaren.
2.1
De rechtbank stelt het volgende voorop. De Tozo is een noodvoorziening die in het leven is geroepen om zelfstandig ondernemers te helpen, die door de maatregelen van de overheid in verband met het coronavirus in de financiële problemen zijn gekomen. Indien een zelfstandig ondernemer als gevolg van de coronacrisis in zijn inkomen is geraakt en niet meer zelf in zijn bestaan kan voorzien, dan biedt de Tozo onder voorwaarden een inkomensvoorziening. De basis voor de Tozo ligt in artikel 78f van de Participatiewet waarin, kort samengevat, staat dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot verlening van bijstand aan zelfstandigen en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal. De Tozo is geïnspireerd op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz), dat dezelfde grondslag heeft. Voor zover in de Tozo niet expliciet van die bepalingen is afgeweken, gelden de bepalingen uit de Participatiewet.
2.2
Aan de orde is de vraag of het recht op bijstand terecht is ingetrokken en de ten onrechte bijstand terecht is teruggevorderd.
2.3
Een besluit tot intrekking van Tozo is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op verweerder rust.
2.4
De betrokkene is verplicht juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, aangezien dat gegeven van essentieel belang is voor de verlening van bijstand.
2.5
De vraag waar iemand zijn woonadres heeft, en dus zijn hoofdverblijf, moet worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Het hoofdverblijf van een betrokkene ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Aan de inschrijving in de BRP komt geen doorslaggevende betekenis toe.
2.6
De rechtbank overweegt dat eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden ten aanzien van zijn woon- en leefsituatie. Eiser heeft in zijn aanvraag om bijstand vermeld dat hij woonde op het adres [adres] te [plaats] en aan het einde van het formulier is vermeld “ik verklaar dit formulier naar waarheid te hebben ingevuld”. Daarna, ook na toekenning van de bijstand, heeft hij niet gemeld dat zijn woonadres was gewijzigd.
Uit het onderzoek van verweerder komt echter het gegronde vermoeden naar voren dat eiser tijdens de periode waarover de bijstand is verstrekt niet zijn feitelijke woon- en verblijfplaats op het opgegeven adres had. Bij drie afgelegde huisbezoeken, in maart, juli en augustus 2020, is niemand aangetroffen. Ook is bij het huisbezoek op 17 augustus 2020 gezien dat de woning nagenoeg leeg was. Verder blijkt uit contact met de verhuurder dat eiser niet meer woonachtig was in de woning. Doordat eiser niet op de gesprekken is verschenen en ook niet anderszins gegevens heeft overgelegd waarmee inzicht wordt gegeven over zijn woonsituatie, is onduidelijk gebleven waar eiser heeft gewoond in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020.
2.7
In beroep heeft eiser weliswaar het een en ander opgemerkt over zijn woonsituatie, maar hij heeft zijn woonsituatie niet onderbouwd met stukken, zodat ook in beroep niet duidelijk is geworden of en zo ja, in welke periode eiser op het opgegeven adres woonachtig was. Uit eisers opmerkingen in zijn beroepschrift blijkt eerder dat hij daar regelmatig niet was en dat hij op een gegeven moment is vertrokken vanwege ruzie met de verhuurder.
2.8
Gelet op het bovenstaande heeft verweerder terecht met toepassing van artikel 54, derde lid, van de Pw, het recht op bijstand per 1 juni 2020 ingetrokken omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Ook was verweerder op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw gehouden de als gevolg van de intrekking teveel ontvangen bijstand terug te vorderen.
2.9
Ten aanzien van eisers stelling over de hoorzitting overweegt de rechtbank als volgt. Uit de stukken blijkt dat eiser is uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting op
11 februari 2022 om zijn bezwaarschrift toe te lichten. In de per e-mail van 5 februari 2022 verstuurde uitnodiging voor de hoorzitting is duidelijk vermeld dat eiser op het tijdstip van de hoorzitting zelf een in de brief vermeld telefoonnummer moest bellen. Daarbij is vermeld dat als hij niet inbelt en ook niet anderszins van hem wordt vernomen voor het tijdstip van de hoorzitting, de zaak na 11 februari 2022 schriftelijk wordt afgehandeld. Verweerder heeft eiser op 7 februari 2022 gebeld en hem gevraagd of hij de gemailde uitnodiging voor de hoorzitting en het dossier ontvangen had. Eiser heeft de ontvangst van beide bevestigd. Bovenstaande gang van zaken is door eiser ook niet ontkend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser duidelijk heeft geïnformeerd over het feit dat hij zelf moest inbellen en vast staat dat eiser deze informatie heeft ontvangen. Vervolgens heeft eiser op het tijdstip van de hoorzitting niet zelf ingebeld. Onder die omstandigheden mocht verweerder een hoorzitting achterwege laten.
3. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.