ECLI:NL:RBDHA:2023:17281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
C/09/642374/KG RK 23-184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de kantonrechter wegens kennelijk ongegrondheid en misbruik van het wrakingsinstrument

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, handelend onder de naam [naam 1] Engineering. Het verzoek was gericht tegen mr. M. Nijenhuis, de kantonrechter in een aanhangige civiele procedure tussen Swishfund Nederland B.V. en de verzoeker. Tijdens de zitting op 2 februari 2023 heeft de verzoeker zijn gronden voor het wrakingsverzoek niet gepresenteerd, maar later via e-mail toegestuurd. De verzoeker stelde dat de kantonrechter niet onpartijdig was, maar onderbouwde dit niet met feitelijke argumenten.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De verzoeker had geen concrete feiten aangedragen die zouden wijzen op een schijn van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat de verzoeker het wrakingsinstrument mogelijk misbruikte om de procedure te vertragen. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak zou worden voortgezet. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/26
zaak- /rekestnummer: C/09/642374 / KG RK 23-184
Beslissing van 21 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] , handelend onder de naam [naam 1] Engineering,
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Nijenhuis,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 februari 2023 in de zaak met zaaknummer 10065045 CV EXPL 22-2580, waarin het mondelinge wrakingsverzoek is vermeld;
  • de vier e-mails van 9 februari 2023 van verzoeker, waarmee verzoeker de gronden voor zijn wrakingsverzoek heeft toegezonden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met zaaknummer 10065045 CV EXPL 22-2580 tussen Swishfund Nederland B.V. als eisende partij en verzoeker als gedaagde partij (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak heeft de eisende partij gevorderd verzoeker te veroordelen tot betaling van een geldsom.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van 2 februari 2023 tijdens de zitting niet zijn gronden voor het wrakingsverzoek willen formuleren. Hij heeft gezegd dat de kantonrechter niet onpartijdig is en dat hij tijdens de wrakingszitting verder zal toelichten waarom. Bij e-mails van 9 februari 2023 heeft verzoeker alsnog de wrakingsgronden toegezonden. Op de eerste pagina van de door verzoeker in de e-mails toegestuurde documenten staan de wrakingsgronden vermeld. Hierin staat het volgende:
“HIERBIJ KOMT, [naam 2] , een natuurlijk levend wezen van meerderjarigheid die de stijlconditie van de Hoofd en Beneficiaire titel Houder, en geen zuigeling/minderjarige, geen natuurlijk persoon, hierna ''Eiser''
Als zodanig oefen ik alle rechten, natuurlijke, particuliere commerciële, onstoffelijke of andere, uit en behoud ik mij deze vordering voor, waarbij ik stel dat de inschrijving speciaal is gedeponeerd in de debiteurenboeken van de rechtbank, via de handelsdepots van eiser en/of andere depots ter griffie van de rechtbank, die door hun eigen erkenning van de klacht het bestaan van een gekwalificeerde aantekening aantonen of doen aantonen. Zoals beschreven in het Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts, 's-Gravenhage, 01-07-1985
Er is inzake een mondelinge behandeling, geëist door Swishfund Nederland B.V. de zitting 10065045 CV EXPL 22-2580 met datum 02-02-2023 gehouden.
Hierin is een wraking gedaan met reden dat mr M. NIJENHUIS zich partijdig heeft opgesteld.
Mr. NIJENHUIS wilde niet aantonen waar hij zijn openbare eed heeft afgelegd. Hierdoor kan hij zijn autoriteit niet aantonen, zoals gevraagd in de ingediende stukken voor deze zitting. (hoewel dit niet een punt is van partijdigheid, is het toch zeker wel van belang om dit te benoemen).
Tijdens de zitting heeft mr. NIJENHUIS geïmpliceerd dat de natuurlijk persoon tot leven is gewekt. Echter is de natuurlijk persoon iets dat alleen bestaat op papier en kan niet tot leven gewekt worden. Dit impliceert al fraude om dit juist zo te doen.
Doordat deze verwarring is gemaakt, impliceert mr. NIJENHUIS dat er een geldige overeenkomst bestaat. Echter was het een akkoordverklaring voor de zekerheden van de natuurlijk persoon [verzoeker] trust.
[naam 2] had echter nog een vraag gesteld aan Swishfund Nederland B.V., via mr NIJENHUIS, of zij het wilde aantonen waar zij het geldbedrag vandaan hebben gekregen. Echter kapte mr. NIJENHUIS het af en melde dat mr. NIJENHUIS op deze vraag ging beraden hoe hij hierop kan antwoorden. HET IS NIET AAN mr. NIJENHUIS om die vraag te beantwoorden in zijn beslissing. Het lijkt er hierdoor op dat mr. NIJENHUIS in bescherming treed voor de ook door de rechtbank opgerichte trust, die beschreven staat in het Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts, 's-Gravenhage, 01-07-1985”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Een verzoek dat te laat wordt ingediend is niet-ontvankelijk en wordt niet inhoudelijk beoordeeld.
3.3.
Verzoeker heeft het wrakingsverzoek tijdens de zitting van 2 februari 2023 ingediend. Op dat moment waren de feiten en omstandigheden die volgens verzoeker reden zijn voor de wraking bij hem bekend. Hij had die feiten en omstandigheden daarom ook op dat moment tijdens de zitting naar voren moeten brengen. Dat heeft verzoeker niet gedaan, maar de wrakingskamer zal hem desondanks in zijn wrakingverzoek ontvangen. De reden hiervoor is dat verzoeker – die niet wordt bijgestaan door een gemachtigde of advocaat – er mogelijk niet mee bekend is dat de gronden voor het wrakingsverzoek direct en ineens moeten worden aangevoerd en hij daarover tijdens de zitting ook niet is geïnformeerd.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is. Verzoeker heeft op geen enkele manier feitelijk onderbouwd dat sprake is geweest van enige schijn van vooringenomenheid, dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Verzoeker stelt in zijn verzoek dat de omstandigheid dat de kantonrechter niet wilde aantonen waar hij zijn openbare eed heeft afgelegd geen punt van partijdigheid is. Dit legt hij dus niet ten grondslag aan zijn wrakingsverzoek. Voor zover verzoeker meent dat de kantonrechter niet onpartijdig is, omdat hij zich ging beraden op het antwoord op een door verzoeker gestelde vraag overweegt de wrakingskamer dat hieruit op geen enkele wijze enige vorm van partijdigheid van de kantonrechter kan worden afgeleid. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de kantonrechter de wederpartij de vraag niet op de zitting heeft laten beantwoorden; ook hieruit blijkt niet van partijdigheid of vooringenomenheid van de kantonrechter.
3.5.
Het wrakingsverzoek is daarom kennelijk ongegrond. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het wrakingsverzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.6.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker een wrakingsverzoek heeft gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Daarmee is de voortgang van de procedure onnodig vertraagd. Dat leidt tot de conclusie dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer bepaalt daarom dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de onder 2.1 vermelde hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.