ECLI:NL:RBDHA:2023:17324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.30546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag en de afwijzing van de zienswijze

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Syrische nationaliteit, had eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, die op 27 augustus 2021 niet-ontvankelijk was verklaard omdat zij internationale bescherming had gekregen van de Roemeense autoriteiten. Op 22 juni 2023 diende eiseres opnieuw een aanvraag in, die door de staatssecretaris op 18 september 2023 wederom niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat er geen nieuwe relevante elementen waren aangevoerd.

De rechtbank heeft op 25 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiseres stelde dat zij niet adequaat de gelegenheid had gekregen om een zienswijze in te dienen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld. Eiseres had de mogelijkheid om haar zienswijze in te dienen, maar had dit niet tijdig en volledig gedaan.

Daarnaast voerde eiseres aan dat haar aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat zij geen internationale bescherming meer genoot in Roemenië. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe elementen waren die relevant konden zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30546

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 18 september 2023 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1998. Eiseres heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op 9 juni 2021. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 27 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Roemeense autoriteiten eiseres internationale bescherming hebben verleend op 1 april 2021 en zij in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning geldig tot 10 mei 2023. Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft het beroep tegen dit besluit nietontvankelijk verklaard. Hiertegen is geen rechtsmiddel aangewend. Het besluit staat in rechte vast.
3. Op 22 juni 2023 heeft eiseres opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. De staatssecretaris heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hij heeft dit gedaan onder verwijzing naar het hierboven genoemde besluit van 27 augustus 2021. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.

Zienswijze

4. Eiseres stelt ten eerste dat zij niet adequaat in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze naar voren te brengen op het voornemen.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond niet. Uit het eerdere voornemen van 22 juni 2023 volgt dat eiseres het ingevulde formulier niet volledig heeft ingevuld en zij de mogelijkheid krijgt dit alsnog te doen. Het besluit van 30 juni 2023 is ingetrokken, omdat door een technische fout de zienswijze nog niet was aangekomen. De gemachtigde van eiseres heeft vervolgens op 12 juli 2023 een verzoek om uitstel voor het indienen van een zienswijze ingediend vanwege haar afwezigheid van 17 augustus 2023 tot en met 12 september 2023 vanwege vakantie. Uit het beleid van paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) – , onder het kopje ‘uitstel voor het indienen van de zienswijze’ onder e – volgt dat in dat geval uitstel van vijf werkdagen wordt verleend na de vakantie van de gemachtigde. Namens eiseres is op 15 september 2023 een zienswijze ingediend. In deze zienswijze is niet opgenomen dat de zienswijze naderhand nog zou worden aangevuld of verzocht niet eerder dan het einde van de termijn voor het indienen van de zienswijze een besluit te nemen. De staatssecretaris mocht er daarom van uitgaan dat eiseres in de zienswijze van 15 september 2023 alles naar voren heeft gebracht wat zij in de zienswijze naar voren heeft willen brengen. Er is geen (wettelijke) bepaling waaruit volgt dat de staatssecretaris de gehele termijn voor het indienen van de zienswijze dient af te wachten alvorens een besluit te nemen, indien de zienswijze eerder dan de uiterlijke termijn is ontvangen. De staatssecretaris heeft daarom door het nemen van het besluit niet onzorgvuldig gehandeld.
Niet-ontvankelijkheid
5. Eiseres stelt ten tweede dat haar aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Zij voert daartoe aan dat zij geen internationale bescherming geniet in Roemenië voor de periode na 10 mei 2023.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt ook deze beroepsgrond niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat uit de kopie van het verblijfsdocument van eiseres wel blijkt dat de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning is verlopen, maar daaruit blijkt niet dat haar beschermingsstatus in Roemenië is ingetrokken, beëindigd, dan wel dat de Roemeense autoriteiten geweigerd hebben om haar status te verlengen. De staatssecretaris mag ervan uitgaan dat de datum op de verblijfskaart de datum is waarop de verblijfstitel eindigt en het verlopen van een verblijfstitel brengt niet mee dat de vreemdeling geen internationale bescherming meer heeft. [1] Een internationale beschermingsstatus eindigt alleen na een individuele beoordeling. Eiseres stelt enkel dat zij geen bescherming meer geniet in Roemenië dan wel dat zij haar verblijfsvergunning niet kan verlengen. Deze stelling onderbouwt eiseres niet. De staatsecretaris heeft dan ook terecht geoordeeld dat er geen nieuwe elementen of bevindingen zijn die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de opvolgende aanvraag.

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie een uitspraak van de ABRvS van 18 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2484, r.o. 3.1.