ECLI:NL:RBDHA:2023:17374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.29356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Egyptische nationaliteit te hebben, heeft op 23 februari 2023 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is.

De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde zich voorafgaand aan de zitting hebben afgemeld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de vrees voor indirect refoulement bij terugzending naar Slowakije. Eiser heeft aangevoerd dat Slowakije niet voldoet aan zijn internationale verplichtingen, maar de rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om deze vrees aannemelijk te maken.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser in Slowakije in strijd met zijn mensenrechten zal worden behandeld. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier, en is openbaar gemaakt op 7 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29356

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen

[nummer] , v-nummer: [eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Slowakije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met NL23.29358, op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser stelt de Egyptische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1995. Hij heeft op 23 februari 2023 een asielaanvraag ingediend. Uit EU-VIS blijkt dat hij door Slowakije in het bezit is gesteld van een (Schengen)visum, geldig van 28 december 2022 tot 6 januari 2023. Het visum was ten tijde van de aanvraag minder dan 6 maanden verlopen en Nederland heeft daarom op 9 mei 2023 de autoriteiten van Slowakije verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. De autoriteiten van Slowakije zijn hiermee akkoord gegaan op 29 juni 2023.
Toetsingskader
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Slowakije een verzoek om overname gedaan. Slowakije heeft dit verzoek aanvaard.
Kan ten aanzien van Slowakije worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiser vreest voor indirect refoulement als hij wordt teruggestuurd naar Slowakije. Slowakije heeft de militaire coup in Egypte niet veroordeeld en heeft recent een Egyptische politiek activist teruggestuurd. Hierop is in het besluit onvoldoende ingegaan. Verder is de enkele overweging dat de autoriteiten van Slowakije middels het claimakkoord hebben gegarandeerd zijn verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen onvoldoende.
6.1.
Ten aanzien van Slowakije mag de staatssecretaris in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval daarvan niet langer kan worden uitgegaan. De rechtbank volgt niet de stelling van eiser dat in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de gestelde vrees voor indirect refoulement. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser alleen met de verklaringen betreffende de situatie in Slowakije niet aannemelijk heeft gemaakt sprake is van (indirect) refoulement indien hij wordt overgedragen naar Slowakije.
Verder mag de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank overwegen dat de autoriteiten van Slowakije middels het claimakkoord hebben gegarandeerd eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. Daarnaast heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat eiser ook geen documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat Slowakije zich tegenover eiser niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Eiser heeft geen persoonlijke ervaring met de kwaliteit van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Slowakije. De staatssecretaris stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat gelet daarop niet nu al sprake is van (indirect) refoulement bij overdracht van eiser aan de autoriteiten van Slowakije.
6.2.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van Slowakije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat door overdracht van eiser aan Slowakije geen situatie zal ontstaan dat eiser in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest wordt uitgezet naar het land van herkomst.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.