ECLI:NL:RBDHA:2023:17389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.23333
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen over bedreigingen en cults

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1988, diende op 27 januari 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 8 augustus 2023 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 27 september 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de verklaringen van eiser over de bedreigingen door zijn halfbroer en de cult Eiye ongeloofwaardig acht. Eiser stelt dat hij door zijn halfbroer, die lid is van de cult Eiye, werd bedreigd vanwege een erfeniskwestie. Hij beweert dat hij zich heeft aangesloten bij de cult Supreme Vikings voor bescherming, maar de rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees en dat zijn verklaringen inconsistent zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser niet eerder uit Nigeria is vertrokken ondanks de bedreigingen, wat zijn geloofwaardigheid ondermijnt.

Daarnaast wordt het argument van eiser dat hij een in Nederland geboren kind heeft en recht heeft op gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM, verworpen omdat hij dit niet heeft onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. N. Akbalik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988. Hij heeft op 27 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser en zijn halfbroer kregen ruzie over de erfenis van hun vader. Volgens eiser is het traditie dat de oudste zoon, in dit geval eiser, de erfenis krijgt. Zijn halfbroer was het hier niet mee eens en wilde eiser daarom vermoorden. De halfbroer van eiser is lid van de cult Eiye. De halfbroer heeft aan deze cult de naam en foto van eiser doorgegeven. Deze cult zocht eiser en wilde hem vermoorden. Om zich daartegen te beschermen, heeft eiser zich aangesloten bij de cult Supreme Vikings. Eiser moest van de Supreme Vikings echter ook (criminele) taken uitvoeren en dat wilde hij niet, waardoor de Supreme Vikings naar hem op zoek is. Eiser vreest bij terugkeer naar Nigeria voor beide genootschappen.

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: (1) identiteit, nationaliteit en herkomst; (2) eiser heeft problemen met zijn halfbroer en zijn cult Eiye, vanwege ruzie over de erfenis van hun vader; en (3) eiser heeft problemen met de cult Supreme Vikings als gevolg van zijn lidmaatschap van deze cult.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen over de ondervonden problemen cultongeloofwaardig zijn.
Mocht de staatssecretaris de problemen van eiser met zijn halfbroer en de cult Eiye ongeloofwaardig achten?
6. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte het standpunt inneemt dat de problemen die eiser heeft met zijn halfbroer en de Eiye-cult ongeloofwaardig zijn. Hij heeft meermalen verklaard door zijn halfbroer met de dood te zijn bedreigd, te zijn aangevallen en te zijn mishandeld. Ook is zijn winkel in brand gestoken. Volgens eiser is het logisch dat hij bepaalde gebeurtenissen met elkaar in verband brengt of een bepaalde oorzaak-gevolg-relatie aanwijst. Eiser ziet daarom niet in waarom ongeloofwaardig is dat men van plan was hem te vermoorden. Ook heeft hij nog steeds sporen van mishandeling op zijn lichaam. Daarnaast betoogt eiser dat uit het feit dat hij tot juli 2016 in Nigeria is gebleven en dat hij desondanks niet vermoord is, niet kan worden afgeleid dat zijn verklaringen over zijn vermoedens dat hij zou worden vermoord ongeloofwaardig of ongegrond zijn. Uit algemene informatiebronnen blijkt namelijk dat de cult van zijn halfbroer zich regelmatig schuldig maakt aan berovingen, vandalisme en diverse aanvallen uitvoert op personen en instellingen. Eiser heeft daarom gegronde reden te vrezen voor zijn leven.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris terecht opmerkt dat het enkele feit dat uit algemene landeninformatie [1] volgt dat Eiye zich regelmatig schuldig maakt aan berovingen, ontvoeringen en vandalisme, niet meteen aannemelijk maakt dat eiser ook hiervoor te vrezen heeft. Eiser moet die vrees immers individualiseren. [2] De enkele stelling van eiser dat hij over zijn vrees logische verklaringen heeft afgelegd die gebaseerd zijn op waarnemingen en persoonlijke ervaring, is hiervoor onvoldoende. Eiser heeft immers afwisselend verklaard en niet valt in te zien dat hij in de periode dat hij door zijn halfbroer bedreigd werd, hij en zijn halfbroer op hetzelfde adres in [stad] woonden. Niet is gebleken dat eiser zich in deze periode schuil heeft moeten houden. De staatssecretaris stelt zich tegen deze achtergrond niet ten onrechte op het standpunt dat het – gelet op het gewelddadige karakter van de cult van zijn halfbroer – opmerkelijk is dat eiser stelt in februari 2014 te zijn bedreigd door zijn halfbroer en zijn cult, terwijl hij pas in juli 2016 uit Nigeria is vertrokken. Het valt niet in te zien waarom eiser Nigeria niet eerder heeft verlaten. Eiser legt in zijn beroepsgronden niet uit waar dat tijdsverloop door komt, maar legt alleen uit hoe hij komt tot het vermoeden dat Eiye hem wilde vermoorden. De enkele stelling dat het toeval is dat eiser niet vermoord is, is onvoldoende om het asielrelaas van eiser op dit punt geloofwaardig te achten.
Overeenkomst die vader heeft gesloten met Eiye
6.2.
Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris met het standpunt dat eiser tegenstrijdig verklaart over de overeenkomst die zijn vader met de top van de cult heeft gesloten, eraan voorbij gaat dat het lidmaatschap van een geheim genootschap in Nigeria doorgaans verborgen is. Eiser kan daarom niet weten of zijn vader lid of actief is of was voor een cult. Eiser wist op die manier ook niet dat zijn broer actief is voor de cult Eiye. Daar komt nog bij dat de vader van eiser ook kan onderhandelen met een cult zonder dat hij hier lid van is. De staatssecretaris werpt in het verlengde hiervan ten onrechte tegen dat eiser niet kan verklaren hoe dit contact en deze overeenkomst tot stand zijn gekomen. Eiser heeft immers verklaard niet aanwezig te zijn geweest bij de onderhandelingen tussen de vader en de cult. Eiser stelt daarom dat van hem niet kan worden verwacht dat hij het bestaan van een overeenkomst tussen zijn vader en de cult van zijn halfbroer aannemelijk maakt met documenten. Volgens hem is het aan de staatssecretaris om te motiveren waarom het onmogelijk is dat een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen. Bovendien stelt eiser dat het bestaan van de gestelde overeenkomst niet relevant is voor de problemen die hij stelt te ondervinden.
6.3.
Ook dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig is dat de vader van eiser een overeenkomst heeft gesloten met de top van de cult. De staatssecretaris stelt niet ten onrechte dat het ongerijmd is dat de vader van eiser uit het niets een overeenkomst sluit met de top van de cult om de halfbroer vrij te krijgen, vooral omdat deze halfbroer eiser heeft aangevallen en mishandeld. Daar komt nog bij dat eiser niet kan toelichten hoe dit contact is ontstaan en hoe deze overeenkomst tot stand is gekomen. Aan eiser kan worden toegegeven dat hij de overeenkomst niet met stukken kan onderbouwen, maar van eiser mag worden verwacht dat hij meer toelichting kan geven over waarom zijn vader een overeenkomst met Eiye sluit. Dit vormt immers een van de kernpunten van zijn asielrelaas. Het enkele feit dat een ouder het beste voorheeft met zijn kind, is daartoe onvoldoende. Het valt, gelet op de bewijslastverdeling, niet in te zien waarom de staatssecretaris moet onderbouwen waarom het onmogelijk is dat een overeenkomst is gesloten.
Mocht de staatssecretaris de problemen van eiser met de cult Supreme Vikings ongeloofwaardig achten?
7. Eiser stelt dat hij door de bedreigingen van zijn halfbroer en zijn cult geen andere keuze had dan bescherming te vragen bij de cult Supreme Vikings door lid te worden van deze groep. Eiser wist niet dat hij door zijn lidmaatschap van deze cult gedwongen zou worden tot het plegen van strafbare feiten. Daarnaast was het voor eiser niet duidelijk dat deze cult zich schuldig maakte aan strafbare feiten, omdat de beginselen, doelen, organisatievorm en vestigingsplaats van dit soort cults geheim zijn. Eiser had bezwaren tegen de opdrachten die hij moest uitvoeren van de Supreme Vikings, omdat hij zich niet schuldig wilde maken aan strafbare feiten. Volgens eiser is het niet mogelijk om zich uit een cult terug te trekken. Eiser stelt dat zijn verklaringen over de problemen met Supreme Vikings niet ongeloofwaardig kunnen worden geacht om de enkele reden dat hij kennelijk had kunnen weten dat deze groep strafbare feiten pleegde. Hij heeft gedaan wat van een redelijk denkend mens verwacht kan worden, namelijk het vragen van bescherming. Eiser stelt dat hij zich voor bescherming tegen deze cult(s) niet naar de Nigeriaanse autoriteiten kan, omdat zowel de Eiye als de Supreme Vikings invloed hebben op de Nigeriaanse autoriteiten.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris werpt eiser niet ten onrechte tegen dat niet valt in te zien waarom hij lid werd van de Supreme Vikings en niet wist van hun criminele activiteiten. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij op de hoogte was van de gewelddadigheid van de cults in Nigeria. Eiser heeft namelijk verklaard dat de Supreme Vikings een van de meest gevreesde groeperingen van Nigeria is. [3] Ook heeft eiser verklaard dat deze groeperingen geheime genootschappen worden genoemd, wat betekent dat hun beginselen, doelen, organisatievorm en vestigingsplaats geheim zijn. [4] De stelling van eiser dat hij niet wist dat de Supreme Vikings strafbare feiten pleegden omdat het een geheim genootschap is, strookt hier niet mee. Verder blijkt uit het algemeen ambtsbericht over Nigeria [5] dat het extreem lastig is om een cult te verlaten. Dit strookt niet met de verklaring van eiser dat hij besloot uit de cult te stappen nadat hij erachter kwam dat hij strafbare feiten moest plegen en dit niet wilde doen. Dat eiser nu, in beroep, verklaart dat het niet mogelijk is om de cult te verlaten als je eenmaal lid bent geworden, doet aan die tegenstrijdigheid niet af. Tevens strookt de hiervoor aangehaalde verklaringen van eiser niet met het algemeen ambtsbericht over Nigeria. De staatssecretaris werpt eiser dit ook terecht tegen. Omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat de staatssecretaris de problemen van eiser met de Supreme Vikings niet ten onrechte geloofwaardig heeft geacht, doet de stelling van eiser dat hij geen bescherming kan krijgen van de Nigeriaanse autoriteiten – wat daar ook van zij – niet ter zake.
Heeft de staatssecretaris terecht geen toepassing gegeven aan artikel 8 van het EVRM?
8. Het betoog van eiser dat hij een in Nederland geboren kind heeft en om die reden recht heeft op het gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM slaagt niet. Eiser heeft dit betoog niet onderbouwd.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
9. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De staatssecretaris wijst op het algemeen ambtsbericht over Nigeria van januari 2023, p. 51.
2.Dat volgt uit paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Zie hiervoor punt 12 van de Zienswijze.
4.Zie hiervoor punt 10 van de Zienswijze.
5.Zie het algemeen ambtsbericht over Nigeria van januari 2023, p. 50.