ECLI:NL:RBDHA:2023:17422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
SGR 22/2852
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering AIO-aanvulling op basis van inkomen en verblijfskosten in zorginstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een pensioen ontvangt op grond van de Algemene ouderdomswet en een pensioen uit Curaçao, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiseres woont sinds 12 juli 2021 in een zorginstelling en heeft op 9 augustus 2021 een Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) aangevraagd. De SVB heeft haar een AIO-aanvulling toegekend, maar later bepaald dat eiseres geen recht heeft op deze aanvulling omdat haar inkomen hoger is dan de voor haar geldende bijstandsnorm.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat het besluit in strijd is met het verbod op reformatio in peius en dat de kosten van haar verblijf in de zorginstelling niet correct zijn beoordeeld. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres niet gevolgd en geoordeeld dat de SVB terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op de AIO-aanvulling. De rechtbank oordeelt dat eiseres op de hoogte was van de kosten van het verblijf en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de regels rechtvaardigen. Bovendien is er geen sprake van gelijke gevallen, aangezien de omstandigheden van andere bewoners van de zorginstelling verschillen van die van eiseres.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2852

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. P.C.A. Buskens).

Inleiding

Eiseres ontvangt een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet en een pensioen uit Curaçao. Sinds 12 juli 2021 woont eiseres in de zorginstelling [zorginstelling]. Op 9 augustus 2021 heeft eiseres een Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) aangevraagd. Bij besluit van 16 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een AIO-aanvulling voor alleenstaanden toegekend vanaf 1 september 2021.
In het besluit van 11 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard, maar haar geen gelijk gegeven. Verweerder heeft in dit besluit bepaald dat eiseres geen recht heeft op een AIO-aanvulling vanaf 1 september 2021 omdat haar inkomen hoger is dan de voor haar geldende bijstandsnorm, namelijk de inrichtingsnorm.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Gronden van eiseres
1. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het verbod op reformatio in peius, omdat zij in bezwaar heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum en niet om stopzetting van de AIO-aanvulling. Verder betoogt eiseres dat de kosten van huur in het geval van verblijf in een instelling beoordeeld dienen te worden op basis van artikel 47c Participatiewet (PW). Eiseres verwijst hierbij naar uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland en de rechtbank Gelderland. [1] De maandelijkse huur in [zorginstelling] bedraagt € 850 per maand en het inkomen van eiseres is niet toereikend. Eiseres stelt dat er wel onderzoek naar andere huisvesting is gedaan, maar bij traditionele zorginstellingen waar de huur niet apart dient te worden voldaan gelden lange wachtlijsten. Inmiddels is er sinds januari 2022 een huurachterstand en eiseres en haar familie beschikken niet over de financiële middelen om de kosten van haar verblijf te voldoen. Ook is er volgens eiseres sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat een andere bewoner van [zorginstelling] wel een AIO-aanvulling ontvangt. De Svb in Breda heeft aan een cliënte van de gemachtigde een AIO-aanvulling toegekend met een AOW-pensioen met kortingsjaren. Die cliënte woont in een kleinschalige instelling in Vlissingen met een maandelijkse huur van € 810. Ten slotte betoogt eiseres dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid om de AIO-aanvulling op grond van artikel 44 PW op een eerder moment in te laten gaan, omdat informatie uit Curaçao diende te worden opgevraagd en daarom het aanvraagformulier vertraagd werd aangeleverd.
Beoordeling door de rechtbank
Reformatio in peius
2. Het beroep op dit beginsel slaagt niet. Het in artikel 7:11 Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde verbod van reformatio in peius staat niet in de weg aan een bevoegdheid tot wijziging van een besluit ten nadele van een belanghebbende in die gevallen waarin die bevoegdheid op andere gronden reeds bestaat. Indien het bestuursorgaan ook zonder dat het bezwaarschrift zou zijn ingediend tot wijziging van het bestreden besluit ten nadele van de indiener bevoegd zou zijn, verzet artikel 7:11 Awb zich er niet tegen dat die wijziging betrokken wordt bij de beslissing op het bezwaarschrift. In het geval van eiseres is verweerder op grond van artikel 54, derde lid, PW verplicht tot herziening van een AIO-aanvulling, indien die ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend. Hieruit volgt dat aan deze verplichting, in het geval van een lopende bezwaarprocedure, buiten de gronden van het bezwaar om vorm kan worden gegeven via de in die procedure te nemen beslissing op bezwaar. Van reformatio in peius kan in zo’n geval, gezien het dwingendrechtelijk karakter van de regeling, niet worden gesproken. [2]
Afstemming van de AIO-aanvulling
3.1
Op grond van artikel 47c PW is verweerder gehouden de AIO-aanvulling en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Uit rechtspraak blijkt dat voor een dergelijke afstemming van de bijstand op de feitelijke behoeften in het individuele geval echter slechts plaats is in zeer bijzondere situaties. [3]
3.2
Verweerder stelt dat in het geval van eiseres geen sprake is van een bijzondere situatie. Eiseres heeft er zelf voor gekozen om te verblijven in [zorginstelling], om zo de wachtlijsten bij andere zorginstellingen te omzeilen. Volgens verweerder is dit geen bijzondere situatie, omdat de wachtlijsten voor iedereen gelden en dit het verdienmodel is van instellingen zoals [zorginstelling]. Bovendien wist eiseres bij voorbaat al dat ze het verblijf in [zorginstelling] niet kon betalen en dat ze in een dergelijke instelling niet in aanmerking komt voor huurtoeslag, aldus verweerder.
3.3
De rechtbank neemt dit standpunt van verweerder over en maakt het tot het hare. Eiseres wist dat zij de kosten van het verblijf in [zorginstelling] niet uit eigen middelen kon betalen. Verder is niet gebleken dat een verblijf in [zorginstelling] noodzakelijk was voor de situatie van eiseres. De enkele stelling dat bij andere zorginstellingen wachtlijsten gelden is daar onvoldoende voor. De uitspraken waar eiseres in het kader van afstemming naar heeft verwezen kunnen niet tot een ander oordeel leiden, omdat die uitspraken gaan over aanvragen om bijzondere bijstand en de omstandigheden van betrokkenen in die uitspraken bovendien anders waren. Zo had betrokkene in de uitspraak van de rechtbank Gelderland aannemelijk gemaakt dat de instelling waar zij verbleef destijds de enige instelling was waarin zij de noodzakelijke zorg en inwoning kreeg. [4] Deze grond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
4.1
Wat betreft de andere bewoner van [zorginstelling] die een AIO-aanvulling ontvangt, heeft verweerder op de zitting toegelicht dat het onderzoek in die zaak nog loopt. Verweerder kan daarom niet beoordelen of er sprake is van gelijke gevallen, omdat niet duidelijk is of er in de zaak van de andere bewoner van [zorginstelling] sprake is van bijzondere omstandigheden die zich lenen voor afstemming of dat de AIO-aanvulling onterecht is toegekend. Hieruit volgt dat (vooralsnog) geen sprake is van vergelijkbare gevallen.
4.2
Wat betreft de andere cliënte van de gemachtigde van eiseres die wel een AIO-aanvulling ontvangt heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2023 uitspraak gedaan. [5] Daaruit volgt dat in die zaak sprake was van een zeer bijzondere situatie, omdat onder meer gelet op de medische toestand van betrokkene, zij is aangewezen op een verblijf in een zorginstelling en een verhuizing niet wenselijk is. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat geen sprake is van vergelijkbare gevallen, omdat bij eiseres geen sprake is van een bepaalde medische toestand waarbij verhuizing niet wenselijk is. Dit blijkt volgens verweerder al uit het gegeven dat eiseres inmiddels naar Curaçao is verhuisd. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder en verwerpt het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft bepaald dat eiseres geen recht heeft op een AIO-aanvulling omdat haar inkomen hoger is dan de voor haar geldende bijstandsnorm. De grond van eiseres dat er aanleiding is om de AIO-aanvulling eerder in te laten gaan, behoeft dan ook geen bespreking meer.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van 21 februari 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1096 en van de rechtbank Gelderland van 5 maart 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:980.
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 juli 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB0579.
3.Uitspraak van de CRvB van 28 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2492.
4.Uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 maart 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:980, r.o. 10.