ECLI:NL:RBDHA:2023:17423
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- D.R. van der Meer
- M. Klaus
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke schadevergoedingzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een schadevergoeding van € 250.000,- had aangevraagd bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, kreeg te maken met een afwijzing van dit verzoek in een besluit van 23 juni 2023. Hierop heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij hij verweerder verzocht om een schadevergoeding van € 2.000.000,-. Tijdens de zitting op 18 oktober 2023 hebben zowel verzoeker als de gemachtigde van verweerder hun standpunten toegelicht.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond, aangezien hij zelf aangaf de tijd te willen nemen voor de procedure. Dit leidde tot de conclusie dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Ten overvloede heeft de voorzieningenrechter opgemerkt dat een verzoek om schadevergoeding niet kan leiden tot het toewijzen van een voorlopige voorziening, omdat schadevergoeding geen voorlopige maatregel is. Bovendien bleek uit het dossier dat verzoeker geen bezwaar had gemaakt tegen een eerder besluit van 2 mei 2016, wat zijn verzoek verder ondermijnde.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.