ECLI:NL:RBDHA:2023:17424
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang en financiële noodsituatie
Op 3 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker had een voorlopige voorziening aangevraagd na een besluit van 25 augustus 2023, waarin werd vastgesteld dat hij recht had op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, maar dat deze niet werd uitbetaald vanwege verwijtbare werkloosheid. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen sprake was van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de verzoeker schulden had, er geen acute financiële noodsituatie was. Er was geen bewijs dat de verzoeker in gevaar was van afsluiting van nutsvoorzieningen of ontruiming van zijn woning. Bovendien had de verzoeker niet gereageerd op de vraag of hij een bijstandsaanvraag had gedaan, wat de voorzieningenrechter deed concluderen dat er geen spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter benadrukte dat bij financiële geschillen niet snel sprake is van spoedeisend belang, aangezien na afloop van de bodemzaak het bedrag alsnog kan worden betaald, eventueel met wettelijke rente.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.