ECLI:NL:RBDHA:2023:17434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
22/5228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van omgevingsvergunning en de beoordeling van goede ruimtelijke ordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de herroeping van zijn omgevingsvergunning beoordeeld. De omgevingsvergunning was van rechtswege verleend op 10 maart 2022, maar werd herroepen door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk in een besluit op bezwaar van 14 juli 2022. Eiser was het niet eens met deze herroeping en heeft zijn bezwaren uiteengezet in zijn beroepsgronden. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen hiermee instemden.

Het geschil betreft een loods op een perceel in Katwijk, waarvoor eiser een omgevingsvergunning had aangevraagd om de functie van de loods te wijzigen van opslag naar wonen. De vergunning was verleend zonder inhoudelijke beoordeling door verweerder, omdat deze niet tijdig had beslist. De derde-partij, die bezwaar had gemaakt, kreeg gelijk van verweerder, die oordeelde dat het gebruik voor wonen niet past binnen de geldende bestemming en in strijd is met de planregels. Eiser voerde aan dat de herroeping onterecht was, maar de rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en het beroep ongegrond is.

De rechtbank concludeert dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de herroeping van de vergunning gerechtvaardigd was. De rechtbank legt uit dat de toetsing aan de weigeringsgronden van de Wabo niet in strijd is met de eerdere verlening van de vergunning. Eiser's argumenten over het vertrouwensbeginsel en de vergelijking met andere gevallen werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5228

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] , derde-partij.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herroeping van zijn bij besluit van 10 maart 2022 van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
1.1.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning in het besluit op bezwaar van
14 juli 2022 (het bestreden besluit) herroepen.
1.2.
Eiser heeft in zijn beroepsgronden uitgelegd waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. Verweerder heeft hier in een verweerschrift op gereageerd en ook de derde-partij heeft een reactie ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Waarover gaat deze zaak?

2. Dit geschil gaat over een loods op het perceel [adres 1] in [plaats] (hierna: de loods). Eiser heeft verweerder om een omgevingsvergunning gevraagd voor het wijzigen van de functie van de loods (van opslag/loods naar wonen) en voor het splitsen van een deel van de loods. Deze vergunning is, doordat verweerder niet tijdig heeft beslist, van rechtswege verleend. Dat betekent dat de vergunning is verleend zonder dat verweerder de aanvraag inhoudelijk heeft beoordeeld.
De derde-partij was het hier niet mee eens en heeft een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft hem gelijk gegeven en het bezwaar gegrond verklaard. Dit heeft verweerder gedaan omdat het gebruik voor wonen niet past binnen de geldende bestemming en in strijd is met de planregels. Verweerder wil hier niet van afwijken, omdat dit in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Volgens verweerder voorziet het plan niet in de gewenste ruimtelijke kwaliteit voor deze locatie en de functie wonen. Zo is er geen buitenruimte en er is slechts sprake van gevelopeningen aan één zijde, terwijl openingen in de andere gevels stedenbouwkundig niet gewenst zijn, omdat die gevels zijn gericht op privé-erven. Van een (forse) kwaliteitsimpuls en een duurzame ruimtelijke ontwikkeling is geen sprake, aldus verweerder.
Eiser is teleurgesteld dat de verleende vergunning is ingetrokken en voert verschillende beroepsgronden aan. Deze beroepsgronden slagen niet en het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld?
3. Eiser betoogt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door intensief contact te onderhouden met de derde-partij die in bezwaar is gekomen.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat contact met de derde-partij, die een bezwaarschrift heeft ingediend, onvermijdelijk en niet onzorgvuldig is.
Mocht verweerder terugkomen op de eerder van rechtswege verleende vergunning?
4. Eiser wijst erop dat hem is verteld dat er geen wettelijke weigeringsgronden zijn.
Ook wijst hij erop dat de derde-partij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging naar de functie wonen. Niet is daarom in te zien waarom verweerder hier – na eerdere verlening – dan toch op terugkomt. Deze ommekeer is niet te herleiden tot de bezwaargronden van de derde-partij. Eiser vindt dat het bestreden besluit in het licht hiervan onvoldoende is gemotiveerd.
4.1.
Dat een vergunning van rechtswege is verleend, staat er niet aan in de weg dat verweerder het bouwplan – na ontvangst van een bezwaarschrift, alsnog toetst aan de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) opgenomen weigeringsgronden. Nu bewaar is gemaakt tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning, moest verweerder op grond van artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op grondslag daarvan een volledige heroverweging van de bestreden van rechtswege verleende omgevingsvergunning uitvoeren. Deze volledige heroverweging betekent dat verweerder zich niet hoefde te beperken tot de onderdelen van het plan die de derde-partij niet ziet zitten of tot de door hem aangevoerde bezwaargronden. Verweerder heeft het bouwplan daarom terecht alsnog getoetst aan de in de Wabo opgenomen weigeringsgronden en daarbij tevens beoordeeld of hij bereid is om omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan (dit is eerder in vergelijkbare zin overwogen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in een uitspraak van 8 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3035).
4.2.
Voor zover eiser met dit betoog een beroep wil doen op het vertrouwensbeginsel slaagt dit niet. Verweerder betwist dat deze uitlatingen zijn gedaan en eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat verweerder hem zou hebben verteld dat er geen wettelijke weigeringsgronden zijn. Voor zover eiser met zijn betoog doelt op het mailbericht van 7 februari 2022 van een medewerker Vergunningen van de gemeente, is van belang dat hierin alleen maar staat dat er geen gemeentelijke regelgeving is met betrekking tot woonkwaliteit en dat daarom zal worden gekeken naar landelijke regelgeving. Hierin is dus niets toegezegd over de uitkomst van de beoordeling. Daar komt nog bij dat verweerder eiser er in de van rechtswege verleende vergunning van 10 maart 2022 op heeft gewezen dat er mogelijk nog een bezwaarprocedure zou volgen en dat hij pas van de vergunning gebruik kon maken als de termijn voor het indienen van een bezwaar is verstreken of als besloten is op de bezwaren.
4.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is van een motiveringsgebrek op dit punt geen sprake. Het betoog van eiser slaagt niet.
Mocht de vergunning worden ingetrokken?
5. Eiser geeft aan dat verweerder zijn vergunning ten onrechte heeft ingetrokken omdat er – zoals verweerder ook erkent – geen sprake is van strijd met het Bouwbesluit 2012. Verder wijst hij erop dat het pand omringd is door panden met een woonbestemming en dat het wijzigen van de bedrijfsbestemming naar een woonfunctie voor de hand ligt. Dit geldt volgens hem temeer in het licht van het tekort aan woonruimte in Katwijk.
5.1.
Het bouwplan van eiser is in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder is in beginsel bevoegd om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, in samenhang met artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder wijst er terecht op dat de toetsing aan het Bouwbesluit 2012 losstaat van de beoordeling van aspecten van ruimtelijke ordening. Dit zijn twee verschillende beoordelingen.
Dat de loods in een woonwijk ligt en dat er veel vraag is naar woningen, maakt niet dat het bouwplan alleen daardoor al in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft uitgelegd waarom sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening (zie overweging 2 voor een samenvatting van deze uitleg) en wat eiser daar tegenover stelt geeft geen reden voor het oordeel dat verweerder niet tot zijn conclusie mocht komen.
Dit betoog slaagt niet.
Is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel?
6. Tot slot doet eiser een beroep op twee gevallen waarin bij een volgens hem gelijke situatie wel een omgevingsvergunning is verleend. Als eerste wijst hij op een pand aan de [adres 2] in [plaats] (adres 1). Hier is vergunning verleend voor het verbouwen van een bedrijfsschuur tot woningen. Daarnaast wijst hij op een pand aan de [adres 3] in [plaats] (adres 2). Daar is een voormalige bedrijfsruimte aangepast naar twee woningen. Die woningen beschikken ook niet over buitenruimte en hebben alleen gevelopeningen aan de voorkant, aldus eiser.
6.1.
Verweerder heeft in het verweerschrift uitgelegd waarom geen sprake is van gelijke gevallen. Bij adres 1 wijst verweerder er terecht op dat de ligging van het perceel niet vergelijkbaar is. Dit perceel is meer terugliggend en niet op een vergelijkbare wijze ingebouwd. Bij adres 2 paste het plan in het bestemmingsplan en stelt verweerder zich alleen al daarom terecht op het standpunt dat dit perceel niet vergelijkbaar is. Dit betoog slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Zoals hiervoor al is overwogen, betekent dit dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van
E.T. Rietbroek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.