ECLI:NL:RBDHA:2023:17440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
NL23.30509, NL23.30510
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming voor een Oekraïense en Roemeense nationaliteit houder

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming van een eiser met zowel de Oekraïense als de Roemeense nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 30 augustus 2023 besloten het recht op tijdelijke bescherming van de eiser te beëindigen, omdat hij als Unieburger niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 11 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming op goede gronden is gebeurd. Eiser kan niet als 'ontheemde' worden aangemerkt, omdat hij ook de Roemeense nationaliteit heeft. De rechtbank stelt vast dat eiser niet kan aantonen dat hij niet naar Roemenië kan terugkeren, ondanks zijn argumenten over zijn medische situatie en het feit dat hij daar nooit heeft gewoond. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser niet in staat zou zijn om in Roemenië een bestaan op te bouwen of medische zorg te ontvangen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.30509 en NL23.30510.

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

Inleiding

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over de beëindiging van het recht van eiser op tijdelijke bescherming in Nederland, zoals bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] (hierna: de Richtlijn).
Bij besluit van 30 augustus 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het recht op tijdelijke bescherming van eiser met ingang van die datum beëindigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL23.30509) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL23.30510) te treffen.
De rechtbank heeft zowel het beroep als de voorlopige voorziening op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de tolk J. Babic en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1980 en heeft zowel de Oekraïense als de Roemeense nationaliteit. Na Nederland te zijn ingereisd, heeft eiser zich op 29 augustus 2022 bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gemeld met een verzoek om tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn. Dit verzoek is toegewezen. De IND heeft vervolgens een verblijfssticker en een Ontheemden-document (O-document) aan eiser verstrekt.

Wat heeft verweerder besloten?

2. Verweerder heeft op 25 juli 2023 een voornemen aan eiser uitgebracht, waarin aangegeven wordt dat verweerder van plan is om het recht op tijdelijke bescherming te beëindigen, omdat eiser ook de Roemeense nationaliteit heeft en als Unieburger niet onder het toepassingsbereik van de Richtlijn valt.
3. Bij besluit van 30 augustus 2023 heeft verweerder per direct het recht op tijdelijke bescherming van eiser beëindigd. Verweerder heeft in dit besluit meegedeeld dat eiser daarom geen rechten meer kan ontlenen aan de Richtlijn en dat dit mogelijke gevolgen heeft voor zijn eventuele verblijf in de gemeentelijke opvang. Ook heeft verweerder meegedeeld dat eiser Nederland niet hoeft te verlaten, omdat eiser als Unieburger in beginsel rechtmatig verblijf heeft.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met de beëindiging van de bescherming.
Hij is immers burger van de Oekraïne en valt onder de definitie van ‘ontheemden’ van de Richtlijn. Niet valt in te zien dat eiser als Unieburger wordt gezien en anders dan een derdelander niet onder de Richtlijn valt. Verweerder wist dat hij ook de Roemeense nationaliteit had en heeft hem toch de tijdelijke bescherming geboden. Eiser kan niet naar Roemenië. Hij heeft de nationaliteit via zijn ouders gekregen, maar heeft daar nog nooit geleefd en spreekt de taal niet. Verder heeft hij medische problematiek en is hij nu hier in Nederland, waar hij behandeling krijgt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe het volgende.
5.1
Verweerder heeft op goede gronden het recht van eiser op tijdelijke bescherming kunnen beëindigen, omdat hij naast de Oekraïense nationaliteit ook de Roemeense nationaliteit heeft. Daarmee valt hij niet onder de reikwijdte van de Richtlijn en kan hij niet als ‘ontheemde’ worden aangemerkt. Dat hij een jaar geleden wel bescherming op grond van de Richtlijn heeft gekregen kan hier niet aan afdoen. Zoals verweerder heeft toegelicht op zitting heeft men snel gehandeld en ook aan Unieburgers bescherming geboden gelet op de spoedeisendheid van de situatie in de Oekraïne. Deze bescherming is naar zijn aard tijdelijk en eiser mocht er daarom dan ook niet op vertrouwen dat de bescherming zou worden voortgezet.
5.2
Verweerder heeft daarbij betrokken dat eiser als Unieburger, anders dan een derdelander, in beginsel niet gedwongen kan worden om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, tenzij blijkt dat zijn verblijf in een van de Unielidstaten niet gewaarborgd is. Daarvan is in dit geval echter niet gebleken. Niet valt in te zien waarom eiser zich niet in Roemenië kan vestigen. De stelling dat eiser niet naar Roemenië kan vertrekken, omdat hij daar nooit eerder heeft geleefd en medische klachten heeft waarvoor hij in Nederland wordt behandeld, maakt dit niet anders. Niet is gebleken dat eiser in Roemenië geen bestaan kan opbouwen en hij daar geen behandeling zal kunnen krijgen voor zijn medische problematiek. Dit is verder ook niet met stukken onderbouwd.
5.3
Nu verder niet gebleken is dat eiser exclusief afhankelijk is van het recht op tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn en ook niet gebleken is dat het onevenredig bezwarend is voor eiser om naar Roemenië te gaan, heeft verweerder op goede gronden het recht op tijdelijke bescherming van eiser kunnen beëindigen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Nu met deze uitspraak op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001, betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.