In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 oktober 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn verplichting om eiser op de juiste wijze te informeren over de gronden van de maatregel en de mogelijkheid om hiertegen in beroep te gaan. Ondanks deze tekortkoming heeft de rechtbank geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, omdat de belangen die met de bewaring zijn gediend zwaarder wegen dan het gebrek in de procedure. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn voor de maatregel van bewaring, gezien het risico op onttrekking aan het toezicht en het feit dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.