ECLI:NL:RBDHA:2023:17533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/09/654176 / JE RK 23-1914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinsgericht beleid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 november 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die de gecertificeerde instelling vertegenwoordigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2012, momenteel in een gezinshuis verblijft en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling en welzijn. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader is niet verschenen tijdens de zitting. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing beoordeeld, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen omtrent [naam01] nog niet zijn weggenomen en dat een spoedige thuisplaatsing noodzakelijk is, maar dat dit gefaseerd moet gebeuren. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van twee maanden, tot 12 januari 2024, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling essentieel is voor een succesvolle terugplaatsing van [naam01] in de thuissituatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/654176 / JE RK 23-1914
Datum uitspraak: 2 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
gevestigd te Gouda,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.L. Witteveen te Rotterdam,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 september 2023;
  • het gezinsplan van de gecertificeerde instelling met bijlagen van 25 oktober 2023;
  • het e-mailbericht van de advocaat met bijlagen van 30 oktober 2023;
- het e-mailbericht van de advocaat met bijlagen van 31 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- [naam04] en [naam05] namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[naam01] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
2.3.
[naam01] verblijft in een gezinshuis.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 mei 2023 de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd van 12 mei 2023 tot 12 mei 2024 en de machtiging verlengd [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 12 november 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt schriftelijk de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen tot het einde van de lopende ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat zij het verzoek wegens de actuele ontwikkelingen wijzigt naar een verzoek voor een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van twee maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Sinds september verblijft [naam01] in een ander gezinshuis. Dit is een crisisgezinshuis waar [naam01] niet langdurig zal kunnen blijven. Ook sluit dit gezinshuis niet volledig aan bij de behoeften van [naam01] , met name vanwege de grootte. Nog een overplaatsing naar een ander gezinshuis vindt de gecertificeerde instelling niet in het belang van [naam01] . Ook heeft de moeder vooruitgang geboekt door haar eigen behandeling. De zorgen over [naam01] komen voornamelijk voort uit klachten door PTSS, trauma’s, de hechtingsrelatie tussen de moeder en [naam01] en daaruit voortkomend externaliserend gedrag.
De gecertificeerde instelling wil toewerken naar een spoedige thuisplaatsing van [naam01] , ondersteund door een intensief traject van Gezin Totaal dat zes maanden duurt. Dit traject start met een verkenningsweek – een gezinsopname – waarin de gezinsstructuren in beeld worden gebracht om een plan te maken voor opvolgende ambulante zorg. De gezinsopname kan veel duidelijk maken, omdat gedurende die opname onderzocht kan worden wat het gezin precies nodig heeft als [naam01] weer thuis komt wonen. Daarbij wordt afgestemd op de behoeften van zowel [naam01] als de andere gezinsleden. De bedoeling is dat de uitkomsten van deze week ervoor zorgen dat vanuit Gezin Totaal goed passende ambulante hulp zal worden verleend in de thuissituatie, zodat de slagingskans zo groot mogelijk zal zijn. Daarbij zal ook afstemming plaatsvinden met andere hulpverleningsinstanties die reeds betrokken zijn en waarover moeder en [naam01] tevreden zijn.
3.3.
In aanvulling op de geschetste route heeft de gecertificeerde instelling ter zitting aangegeven dat een verkenningsweek alleen werkt als alle gezinsleden daaraan willen meewerken. Nadrukkelijk is niet de bedoeling dat een gedwongen gezinsopname wordt gerealiseerd. Dwang staat haaks op het doel van de verkenningsweek. Wanneer de gezinsopname niet haalbaar blijkt wegens gebrek aan draagvlak in het gezin, dan zal ook naar thuisplaatsing worden toegewerkt. In dat scenario zal dan evengoed sprake zijn van uitbreiding van de omgang tussen de moeder en [naam01] om de stap naar huis voor te bereiden. De gecertificeerde instelling en de moeder zullen met elkaar in gesprek gaan over de mogelijkheden.

4.De standpunten

Door en namens de moeder wordt ingestemd met een korte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder wil dat [naam01] zo snel mogelijk weer thuis komt en begrijpt dat dit gefaseerd moet gaan in het belang van [naam01] en de andere gezinsleden.
De moeder heeft een andere visie op de manier waarop het traject richting huis vorm zou moeten krijgen dan de gecertificeerde instelling. Zij staat er niet achter dat een verkenningsweek hiervan onderdeel uitmaakt. Het gezin is eindelijk in rustiger vaarwater gekomen en een verkenningsweek kan dit erg verstoren. Andere gezinsleden, zoals het zusje van [naam01] en de vader van de halfbroertjes van [naam01] , staan negatief tegenover deze verkenningsweek. De moeder geeft aan dat er ondertussen voldoende partijen betrokken zijn in de zorg voor [naam01] . Deze partijen werken goed samen en het is niet bevorderlijk om deze behandelingen te doorbreken.
De moeder ziet een ander pad voor zich. Zij vindt dat aangesloten moet worden bij wat inmiddels is opgezet. De omgang tussen haar en [naam01] gaat goed. De moeder geeft aan dat [naam01] met individuele therapie kan starten bij een psycholoog van Kenter. De opvoedondersteuning via Enver is goed op gang gekomen en Enver heeft toegezegd deze hulp te kunnen uitbreiden door te starten met hechting bevorderende therapie. Villa Reusachtig kan systeemtherapie bieden en Kenter kan ‘woord en beeld’ therapie inzetten. Hiernaast wordt vervoer met een taxi geregeld voor [naam01] zodat zij tijdens thuisplaatsing naar haar school in [naam06] kan blijven gaan. De moeder is gedupeerde van de toeslagenaffaire en kan terecht bij het ondersteuningsteam van de gemeente als er problemen zijn met het financieren van de nodige hulpverlening. Om toe te werken naar spoedige thuisplaatsing is noodzakelijk dat de omgang tussen de moeder en [naam01] uitgebreid wordt.
De moeder zou graag zien dat de samenwerking tussen haar en de gecertificeerde instelling beter wordt, juist met het oog op de vraag wat [naam01] nodig heeft in het proces naar thuisplaatsing en daarna. De moeder heeft heel veel voor [naam01] geregeld, gelet op haar hulpvraag. Zij zou het waarderen als de gecertificeerde instelling daar oog voor heeft.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter oordeelt over de vraag of verlenging van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is; niet over de vraag welke hulpverlening wordt ingezet. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter concludeert dat de zorgen omtrent [naam01] nog niet weg zijn. Iedereen is het erover eens dat [naam01] nog niet direct naar huis kan, maar dat de komende weken toegewerkt moet worden naar spoedige thuisplaatsing. De kinderrechter merkt op dat er twee verschillende zienswijzen zijn over de invulling van de komende periode. De gecertificeerde instelling heeft een goed uitgedacht plan voorgelegd. De moeder heeft hier een goed onderbouwd alternatief plan tegenover gesteld. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat de moeder zich in het besluitvormingsproces rondom de hulpverlening van [naam01] onvoldoende gehoord en gezien voelt. Voor het verdere verloop van dit traject is het dan ook van groot belang dat de gecertificeerde instelling en de moeder samen in overleg gaan, waarbij ook voldoende ruimte geboden moet worden voor het alternatief dat de moeder geboden heeft. Dit geldt eens te meer, omdat de gecertificeerde instelling te kennen heeft gegeven dat de verkenningsweek niet passend is als er bij de moeder en de andere gezinsleden te veel weerstand bestaat. Tegelijkertijd is van belang dat de moeder zich nogmaals beraadt op het plan van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] verlengen voor de duur van twee maanden. Zij vertrouwt erop dat de moeder en de gecertificeerde instelling in gesprek gaan over de beste invulling van deze periode van uithuisplaatsing voor [naam01] . Toewerken naar spoedige thuisplaatsing vereist immers dat zoveel mogelijk op constructieve wijze wordt samengewerkt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een gezinsgerichte voorziening tot 12 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.B. van der Velden als griffier, en op schrift gesteld op 15 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.