Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?
2.De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 11 mei 2023, met producties 1 tot en met 11;
- het verweerschrift met producties A tot en met J.
- [verzoekster] in persoon, bijgestaan door mr. Akaröz voornoemd;
- namens NN: de heer [schadebehandelaar] (schadebehandelaar), bijgestaan door mr. Wegereef voornoemd.
3.De feiten
4.Het geschil
- te verklaren voor recht dat NN gehouden is om de schade van [verzoekster] voor 100%, dan wel een in goede justitie te bepalen percentage, te vergoeden;
- de kosten van deze deelgeschilprocedure te begroten en NN te veroordelen tot betaling van deze kosten.
5.De beoordeling
[verzoekster]lachgas gebruikt” en dat “
zij zelf bezig was om een ballon met gas te vullen”, maar niet dat zij deze aan hem heeft aangereikt. De bestuurder heeft juist verklaard dat hij “
nooit in[zijn]
leven lachgas heeft gebruikt.” [verzoekster] heeft in het kader van het toedrachtsonderzoek ontkend dat zij tijdens de autorit ballonnen met lachgas heeft gevuld. Zij heeft in het kader van het toedrachtsonderzoek verklaard dat de bestuurder dit zelf heeft gedaan: “
Ik weigerde de ballon voor [bestuurder][bestuurder]
met gas te vullen. [bestuurder] vulde vervolgens zelf de ballon met lachgas. (..) Vervolgens ademde hij de gevulde ballon in. Ik weet nog dat hij bij het vullen mij wegduwde.” Ook de overige door NN aangedragen omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat [verzoekster] ballonnen gevuld met lachgas aan de bestuurder heeft gegeven. Wel volgt hieruit naar het oordeel van de rechtbank dat [verzoekster] onvoldoende heeft gedaan om de bestuurder te beletten om lachgas te gebruiken. De rechtbank weegt hierin mee dat de lachgastank vrij groot en zwaar was en na het ongeval is aangetroffen op de grond in de auto ter hoogte van de bijrijdersstoel waar [verzoekster] zat. [verzoekster] heeft hier zelf over verklaard : “
Ik stapte in de auto van [bestuurder] . Bij het instappen zag ik een gasfles op de vloer voor de bijrijdersstoel liggen”. Gelet op de plaats waar de gasfles zich tijdens de autorit bevond, de grootte hiervan – uit het toedrachtsonderzoek volgt dat het naar alle waarschijnlijkheid een gasfles betrof van 2, 4 of 10 kilogram – in combinatie met de handelingen die moeten worden verricht om een ballon met lachgas te vullen, acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat [verzoekster] , zoals zij zelf stelt, niets heeft kunnen doen om de bestuurder te beletten om de gasfles van de vloer voor de bijrijdersstoel te pakken, vervolgens een ballon te vullen en lachgas te gebruiken. Het lachgasgebruik van de bestuurder kan [verzoekster] dus in enige mate worden verweten.