ECLI:NL:RBDHA:2023:17598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
23/982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing forfaitaire compensatie toeslagenaffaire

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de Belastingdienst/Toeslagen om haar een forfaitair compensatiebedrag van € 30.000 uit te betalen, behandeld. Eiseres, die zich als gedupeerde van de toeslagenaffaire beschouwt, had eerder een aanvraag ingediend die op 29 april 2021 was afgewezen. De rechtbank constateert dat eiseres op 20 februari 2023 alsnog het compensatiebedrag is toegekend, wat haar beroep tegen het eerdere besluit niet meer relevant maakt. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft, omdat het toegekende bedrag het maximum is waarvoor zij in aanmerking komt. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat er geen materieel voordeel meer te behalen valt voor eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de rol van de lichte toets in de beoordeling van aanvragen voor compensatie in het kader van de toeslagenaffaire.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H. van der Heide-Boertien),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om op basis van een lichte toets het forfaitaire compensatiebedrag van de Catshuisregeling [1] aan eiseres uit te betalen.
1.1.
De aanvraag van eiseres is met het besluit van 29 april 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. In de uitvoering van de kinderopvangtoeslag in voorgaande jaren zijn fouten gemaakt waarvan ouders de dupe zijn geworden. De toeslagenaffaire heeft geleid tot verschillende maatregelen om burgers te compenseren voor deze fouten. Eén van die maatregelen betreft het toekennen van een forfaitair bedrag aan compensatie van € 30.000 aan alle erkend gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire. Dit is het minimumbedrag waarop een gedupeerde van de toeslagenaffaire aanspraak heeft en wordt uitgekeerd aan ouders die in één of meerdere jaren in aanmerking komen voor compensatie of een tegemoetkoming op grond van (één van) de herstelregelingen. Met de Catshuisregeling is beoogd om ouders snel recht te kunnen doen.
2.1.
De procedure om in aanmerking te komen voor een (forfaitaire) compensatie start met een melding van de aanvrager als gedupeerde van de toeslagenaffaire, met daarbij het verzoek om herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Na de melding volgt eerst een zogeheten lichte toets. Indien de aanvrager op basis van de lichte toets als gedupeerde wordt aangemerkt, wordt een forfaitair compensatiebedrag van € 30.000 toegekend. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen. In een situatie waarin op basis van een lichte toets geen compensatiebedrag is toegekend, kan de integrale beoordeling er alsnog toe leiden dat een (forfaitair) compensatiebedrag wordt toegekend. Dat is in de voorliggende situatie het geval. Bij besluit van 20 februari 2023 is eiseres op basis van een integrale herbeoordeling erkend als gedupeerde en is aan haar het forfaitaire compensatiebedrag toegekend.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Op basis van een lichte toets had verweerder direct al moeten concluderen dat eiseres in aanmerking komt voor compensatie voor de toeslagjaren 2011 en 2012. Verweerder had daarvoor voldoende informatie, die ook nog werd aangevuld in de bezwaarfase. Op basis van het met stukken onderbouwde bezwaar, het besprokene op de hoorzitting en het advies van bezwaaradviescommissie (BAC) had verweerder redelijkerwijs niet tot afwijzing kunnen besluiten. Doordat verweerder voorbij is gegaan aan het advies van de BAC, wordt het besluit niet gedragen door de daarin opgenomen motivering. Dit is uit rechtsstatelijk oogpunt een tekortkoming en hieruit blijkt dat er nog steeds institutionele vooringenomenheid is tegenover eiseres. Het beroep heeft niet alleen betrekking op de wijze waarop eiseres is behandeld, maar gaat ook over de zaaksoverstijgende vraag welke motiveringseisen gelden voor een besluit op bezwaar in het kader van een lichte toets, aldus eiseres.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Volgens verweerder moet het beroep van eiseres niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat eiseres geen belang meer heeft bij beoordeling van het bestreden besluit. Het forfaitaire compensatiebedrag is aan eiseres toegekend en het staat vast dat eiseres niet voor een hoger compensatiebedrag in aanmerking komt, ook niet in het geval dat eiseres terecht zou hebben voorgedragen dat zij voor toeslagjaar 2011 zou moeten worden gecompenseerd. Voor de in bezwaar gemaakte proceskosten is bij het bestreden besluit van 20 december 2022 een vergoeding toegekend, zodat ook daarin geen procesbelang kan zijn gelegen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft eiseres nog procesbelang?
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen het besluit van 20 december 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dat heeft.
5.1.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat er sprake is van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang bij een oordeel van de bestuursrechter is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. De achterliggende gedachte hiervan is dat de bestuursrechter er niet is om alleen vanwege de principiële betekenis daarvan een uitspraak te doen. [2]
5.2.
Met een aanvraag op grond van de Catshuisregeling kan een gedupeerde van de toeslagenaffaire in aanmerking komen voor een financiële compensatie. Bij besluit van
20 februari 2023 is aan eiseres een compensatiebedrag van € 30.000 toegekend. Niet in geschil is dat dit forfaitaire bedrag ook het maximum bedrag aan compensatie is waarvoor eiseres op basis van haar aanvraag in aanmerking had kunnen komen. Een inhoudelijke behandeling van het beroep tegen het besluit van 20 december 2022 kan eiseres daarom niet in een gunstigere positie brengen ten aanzien van haar recht op compensatie. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres als gedupeerde van de toeslagenaffaire van groot belang is dat verweerder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur naleeft, juist in een procedure die is gericht op herstel van onrecht. De vraag of het bestreden besluit in dat licht rechtmatig kan worden geacht is echter alleen van principiële betekenis, zodat de rechtbank daar niet aan toekomt. Dat geldt ook voor de door eiseres opgeworpen zaaksoverstijgende vraag naar de motiveringseisen voor een besluit op bezwaar in het kader van de lichte toets.
Is het besluit van 20 februari 2023 onderdeel van het geding?
6. Het besluit van 20 februari 2023 is van rechtswege onderdeel van het geding wanneer dat besluit een intrekking, wijziging of verandering van het besluit van
20 december 2022 inhoudt en partijen daarbij voldoende belang hebben. [3]
6.1.
Aan het besluit van 20 februari 2023 ligt dezelfde aanvraag ten grondslag als aan het besluit van 29 april 2021. De op de besluiten toepasselijke toetsingskaders zijn echter van elkaar te onderscheiden.
6.2.
Het besluit van 29 april 2021 is genomen na een lichte toets. Deze lichte toets is bedoeld om ouders snel duidelijkheid te geven en is daarmee beperkter van omvang en intensiteit dan de integrale beoordeling. [4] De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief van 25 maart 2021 het proces van de lichte toets uiteengezet. [5] Eerst wordt met behulp van data-analyse bekeken of er aanwijzingen zijn te vinden die maken dat de aanmelder in aanmerking komt voor herstel. De data-analyse laat bijvoorbeeld zien of de aanmelder kinderen heeft en kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en dit heeft moeten terugbetalen, of de aanmelder betrokken is geweest bij een met CAF-11 vergelijkbaar onderzoek en of sprake is geweest van een onterechte opzet/grove schuld kwalificatie. In dit stadium is nog niet duidelijk of en waarom er in het verleden een neerwaartse correctie van de kinderopvangtoeslag heeft plaatsgevonden. Als de data-analyse niet voldoende is om meteen te bepalen of de aanmelder in aanmerking komt voor herstel, vindt aansluitend een handmatige toets plaats waarbij in enkele uren naar specifieke informatie in het dossier wordt gezocht. [6] In dit stadium wordt uitsluitend gekeken naar de feiten die volgen uit de verschillende digitale systemen van verweerder. Na de lichte toets vindt een integrale beoordeling plaats, tenzij een ouder aangeeft daarvan af te willen zien. [7] De integrale beoordeling is een uitgebreider onderzoek waarin in meer detail en samen met de ouder naar zijn of haar situatie wordt gekeken. [8]
6.3.
De rechtbank onderkent dat het maken van bezwaar tegen de uitkomst van de lichte toets tot gevolg kan hebben dat de ouder informatie verstrekt die in het kader van de lichte toets niet voorhanden was en ook geen onderdeel is van de in de lichte toets te betrekken informatie. Het in de Catshuisregeling gemaakte onderscheid tussen de lichte en integrale toets in combinatie met de reikwijdte van de bestuurlijke heroverweging staat er evenwel aan in de weg dat het toetsingskader door het maken van bezwaar kan wijzigen. Anders dan eiseres lijkt voor te staan, kan in de heroverweging van een besluit op basis van de lichte toets daarom niet het toetsingskader van de integrale beoordeling worden gebruikt. Dit geldt ook als in bezwaar door de ouder informatie wordt aangedragen die gedetailleerd en volledig genoeg is om een integrale beoordeling op te baseren. De BAC heeft dit overigens in haar advies onderkend, door op te merken dat zij begrijpt dat niet alles dat eiseres heeft aangedragen zich leent om onderzocht te worden bij de beoordeling op grond van de lichte toets.
6.4.
Samenvattend geldt dus dat de beoordeling op grond van de lichte toets op het punt van omvang en intensiteit niet kan wijzigen in de bezwaarprocedure, ook niet als in de bezwaargronden of met hetgeen op de hoorzitting wordt besproken dieper op de zaak wordt ingegaan en argumenten worden gewisseld die passen bij de integrale beoordeling. Een besluit op grond van de lichte toets is immers al rechtmatig als verweerder het onder 6.2 genoemde proces op de juiste wijze heeft doorlopen en daaraan de juiste conclusies heeft verbonden. Dit verandert ten slotte niet als – zoals in dit geval – vervolgens bij de integrale beoordeling anders wordt beslist over het recht op compensatie.
6.5.
Het besluit van 20 februari 2023 is genomen na een integrale beoordeling, op basis van het daarvoor geldende toetsingskader. Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 6.3 en 6.4 is overwogen houdt dit besluit geen intrekking, wijziging of vervanging in van het besluit van 29 april 2021 en ook niet van het besluit op bezwaar van 20 december 2022. In de twee laatstgenoemde besluiten was immers de lichte toets aan de orde. Alleen al om die reden is er geen beroep van rechtswege ontstaan tegen het besluit van 20 februari 2023 en is dat besluit geen onderdeel van dit geding. Het bezwaar van eiseres tegen dit besluit zal daarom door verweerder moeten worden beoordeeld in de bezwaarprocedure. Overigens hebben zowel eiseres als verweerder op de zitting uitgesproken dat zij het wenselijk vinden dat die procedure wordt gevolgd en dat de BAC daarin een advies uitbrengt.
6.6.
Omdat eiseres geen procesbelang heeft bij het beroep tegen het besluit van
20 december 2022 en het beroep niet van rechtswege mede is gericht tegen het besluit van 20 februari 2023, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
21 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Stcrt. 2021, 14691).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
3.Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Kamerstukken II, 2021/22, 36 151, nr. 3, blz. 80.
5.Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 878.
6.Het uitvoeren van de handmatige toets vindt plaats aan de hand van een stappenplan. Dit stappenplan is opgenomen in de brief van de staatssecretaris van Financiën van 30 april 2021, Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 819.
7.Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen 4e kwartaal 2022, blz. 5 (www.rijksoverheid.nl).
8.Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 878.