ECLI:NL:RBDHA:2023:17612
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J. Boerlage- van den Bosch
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot artikel 64 Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.S. Schoot. De staatssecretaris had op 18 september 2023 besloten dat artikel 64 niet van toepassing was op verzoekster, die op 17 oktober 2023 de opvang zou moeten verlaten. Dit werd later uitgesteld tot 17 november 2023 om humanitaire redenen.
Verzoekster heeft aangevoerd dat haar medische situatie verslechterd is en dat het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) niet volledig is. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat verzoekster op korte termijn zal worden uitgezet en dat de argumenten van verzoekster niet voldoende zijn om te twijfelen aan de juistheid van het BMA-advies. De voorzieningenrechter heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om vragen te beantwoorden, maar de antwoorden waren niet overtuigend genoeg om het verzoek te honoreren.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.