ECLI:NL:RBDHA:2023:17638

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
SGR 23/898
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 november 2023, wordt het bestreden besluit van het UWV inzake de WIA-uitkering van eiseres beoordeeld. Eiseres, die zich op 22 juni 2020 ziekmeldde, ontving eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en later ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het UWV heeft haar aanvraag voor een WIA-uitkering goedgekeurd, waarbij de arbeidsongeschiktheid op 60,27% is vastgesteld. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, waarbij zij stelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische situatie en beperkingen. De rechtbank constateert dat het UWV in het bestreden besluit een kennelijke verschrijving heeft gemaakt met betrekking tot het percentage arbeidsongeschiktheid, maar dat dit geen nadelige gevolgen heeft voor eiseres. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd hoe de handklachten van eiseres en relevante medische informatie zijn betrokken bij de beoordeling. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen en stelt een termijn van drie weken voor dit herstel. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/898

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L.H.E. Sweers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op
(zoals de rechtbank begrijpt)60,27%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 22 december 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 21 maart 2023.
Op 10 mei 2023 heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als unithoofd verpleegafdeling voor gemiddeld 35,86 uur per week. Zij heeft zich op 22 juni 2020 ziekgemeld terwijl zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV eiseres op grond van de resultaten van een medische en arbeidskundige beoordeling ongeschikt geacht voor haar eigen werk. Er waren ook geen voorbeeldfuncties te duiden die eiseres met haar beperkingen kon verrichten en waarmee zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De ZW-uitkering is daarom voortgezet.
3. Eiseres heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 20 juni 2022 60,27% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om met ingang van die datum een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toe te kennen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 16 december 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 maart 2022.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
20 december 2022
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt de rechtbank om de reeds ingediende bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres is van mening dat het UWV ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er nog arbeidsmogelijkheden zijn. De verzekeringsarts B&B heeft volgens eiseres bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening gehouden met de klachten en beperkingen. Het is voor haar onduidelijk waarom de beoordeling in het kader van de Wet WIA fors afwijkt van de beoordeling die heeft plaatsgevonden in het kader van de EZWb. De medische situatie is namelijk verslechterd. Verder is eiseres van mening dat de verzekeringsarts B&B niet alle medische informatie bij de beoordeling heeft betrokken. Zij verwijst hierbij naar de brief van de reumatoloog van 10 februari 2021.
8. Eiseres kan zich ook niet vinden in de arbeidsdeskundige beoordeling. Eiseres vindt, mede gezien de opmerkingen die gemaakt zijn over de medische beoordeling, dat ook de geduide functies niet passend zijn. In het aanvullend beroepschrift van 10 mei 2023 geeft zij per functie een toelichting waarom de functie niet geschikt is.

Wat vindt de rechtbank

9. De rechtbank constateert dat het UWV in het bestreden besluit stelt dat eiseres 60,72% arbeidsongeschikt is, terwijl in de rapporten van de arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B 60,27% is vermeld. Ter zitting heeft het UWV meegedeeld dat het arbeidsongeschiktheidspercentage inderdaad 60,27 is. De rechtbank ziet dit als een kennelijke verschrijving in het bestreden besluit die geen nadelige gevolgen heeft voor eiseres.
10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 60,27% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 20 juni 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. Eiseres stelt dat in bezwaar niet alle medische informatie is betrokken bij de beoordeling. Zij verwijst naar de brief van de reumatoloog van 10 februari 2021 waarin wordt gesproken over artrose in beide handen. De medisch geobjectiveerde artrose in beide handen (aan beide duimen en vingers) heeft volgens eiseres gevolgen voor de belastbaarheid zoals die is vastgesteld in de FML van 25 maart 2022. Na de EZWb werd in de FML van 22 juni 2021 een beperking aangenomen voor repetitieve hand- en vingerbewegingen. In de FML van 25 maart 2022 is deze beperking afgezwakt met de toelichting ‘geen langdurig repeterende hand/vingerbewegingen’. Datzelfde geldt voor het werken met toetsenbord en muis. Eerder was dat beperkt tot ongeveer een uur per dag. In de FML van 25 maart 2022 staat er bij de toelichting dat het gebruik van toetsenbord en muis twee tot drie uur per dag mogelijk is. Er zijn echter nog steeds forse problemen in het gebruik en het belasten van de vingers, handen en polsen. Het is voor eiseres dan ook niet navolgbaar waarom de beperkingen zoals opgenomen in de FML van 25 maart 2022 ten opzichte van de EZWb zo van elkaar verschillen. Ook is volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd waarom de beperkingen naar het oordeel van de verzekeringsarts B&B zijn afgenomen, terwijl de medische situatie is verslechterd. Het gaat hierbij om: buigen, frequent buigen, duwen en trekken, tillen en dragen, lopen, klimmen, zitten en gebogen of getordeerd actief zijn. Daarnaast blijft eiseres van mening dat ook de belastbaarheid in uren per dag en per week beperkt is als gevolg van de pijnklachten in combinatie met de vermoeidheidsklachten.
12. In het verweerschrift van 22 maart 2023 stelt het UWV dat hoewel de brief van de reumatoloog van 10 februari 2021 niet in het dossier zat, deze wel is betrokken bij de beoordeling. De huisarts had immers de conclusie van de brief opgenomen in zijn bericht van 15 april 2021. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat de handartrose door de primaire verzekeringsarts is meegewogen. De opmerking dat de huisarts hier geen melding van heeft gemaakt, heeft daar volgens hem geen invloed op gehad. De verzekeringsarts B&B stelt dat eiseres zowel bij de WIA-beoordeling als de EZWb beperkt is geacht voor repetitieve hand- en vingerbewegingen. Hij merkt hierbij op dat de toelichtingen bij dit item op de twee beoordelingsmomenten van elkaar verschillen. Ook bij het item werken met toetsenbord en muis merkt de verzekeringsarts B&B op dat de toelichtingen op de twee beoordelingsmomenten van elkaar verschillen. Hij stelt hierover dat de primaire verzekeringsarts bij lichamelijk onderzoek een goede bewegelijkheid van de handen en armen heeft gevonden. Volgens de verzekeringsarts B&B licht de primaire verzekeringsarts ook toe waarom op basis van anamnese en onderzoek de belastbaarheid op dit punt hoger gescoord werd dan bij de EZWb. Wat betreft de rugklachten stelt de verzekeringsarts B&B dat eiseres hiervoor in augustus 2020 een operatie heeft ondergaan. Bij een vervolgspreekuur in maart 2021 geeft eiseres aan dat het herstel van haar rugoperatie zeer voorspoedig verloopt en zij zegt eigenlijk bijna geen last meer te hebben van haar rug. De verzekeringsarts B&B merkt hierbij op dat de primaire verzekeringsarts ook geen bewegingsbeperkingen in de rug heeft gevonden. Bij de EZWb is de verzekeringsarts uit passende zorgvuldigheid uitgegaan van de klachten van eiseres, wat volgens de verzekeringsarts B&B aannemelijk is bij een telefonisch contact bij lichamelijke klachten. De rechtbank acht de toelichting met betrekking tot de rugklachten voldoende en kan de beoordeling op dit punt volgen.
13. In het aanvullend beroepschrift van 10 mei 2023 stelt eiseres dat de verzekeringsarts B&B niet is ingegaan op het verschil in de beoordeling van de belastbaarheid in het kader van repetitieve hand- en vingerbewegingen, terwijl het voor de functieduiding wel uitmaakt of eiseres beperkt is voor repetitieve hand- en vingerbewegingen zonder nadere toelichting of beperkt is voor enkel langdurig repeterende hand- en vingerbewegingen. Verder merkt eiseres op dat het UWV stelt dat de brief van de reumatoloog wel is betrokken bij de beoordeling. Maar de verzekeringsarts B&B gaat er veder in zijn rapport van 21 maart 2023 niet op in en in het rapport van 16 december 2022 stelt hij dat de huisarts in augustus 2022 melding maakt van polsklachten maar niet van handklachten. Hierdoor ontstaat volgens eiseres twijfel in hoeverre de informatie van de huisarts over de handartrose, welke niet enkel toeziet op CMC1 artrose, maar ook artrose in STT en bij de DIP en PIP gewrichten, daadwerkelijk is betrokken bij de beoordeling. Eiseres stelt dat de handen summier zijn onderzocht en dat in bezwaar geen medisch spreekuur meer heeft plaatsgevonden. Eiseres is van mening dat zij als gevolg van de klachten in de polsen, handen en vingers haar handen gedoseerd moet belasten en veel moet laten omdat de handen anders verkrampen en daarna niet meer te belasten zijn. Verder stelt eiseres dat er in het dagverhaal geen melding wordt gemaakt van het rustmoment in de middag dat nodig is om de rug te ontlasten.
14. Het UWV heeft niet meer op het aanvullend beroepschrift van 10 mei 2023 gereageerd. Ter zitting stelt het UWV dat hij er niet op heeft gereageerd omdat het een herhaling van zetten is. Het standpunt van het UWV is duidelijk. Het UWV stelt dat bij zowel de WIA-beoordeling als bij de EZWb beperkingen voor de handen zijn aangenomen. Er is daarbij geen sprake van afzwakking. Doordat in beide FML-en een beperking is opgenomen komt er een signalering bij het duiden van de functies. De arbeidsdeskundige B&B kijkt daardoor handmatig of het door de beoordeling heen komt. Het verschil in toelichting is volgens het UWV te verklaren doordat bij de EZWb is afgegaan op de klachten van eiseres. Tijdens het lichamelijk onderzoek bij einde wachttijd wordt vervolgens gezegd dat er goede bewegelijkheid van de handen en armen is. Verder stelt het UWV dat het niet gebruikelijk is dat de verzekeringsarts B&B bij elke brief aangeeft wat is meegenomen. De verzekeringsarts B&B kijkt naar het dossier, ziet de persoon en kijkt naar wat iemand aan klachten heeft.
15. De rechtbank vindt dat het UWV hiermee onvoldoende heeft gereageerd op het aanvullend beroepschrift van 10 mei 2023. Het UWV heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe de handklachten van eiseres en de brief van de reumatoloog van 10 februari 2021 bij de beoordeling zijn betrokken. De rechtbank vindt dat eiseres terecht opmerkt dat de verzekeringsarts B&B in het rapport van 16 december 2022 stelt dat de huisarts in augustus 2022 melding maakt van polsklachten maar niet van handklachten. Hierdoor ontstaat volgens eiseres twijfel in hoeverre de informatie van de huisarts over de handartrose, welke niet enkel toeziet op CMC1 artrose, maar ook artrose in STT en bij de DIP en PIP gewrichten, is betrokken bij de beoordeling. De rechtbank vindt dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd en zal het UWV opdragen om de beoordeling van de handklachten van eiseres nader te motiveren.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 25 maart 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als unithoofd verpleegafdeling, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft (vervolgens) functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens gesteld dat de geduide functies geschikt zijn voor eiseres.
Het gaat om:
-(SBC-code 763080) Studie- en beroepskeuze adviseur, decaan;
-(SBC-code 517061) Keukenverkoper;
-(SBC-code 315131) Medewerker bibliotheek.
Verder zijn de volgende reservefuncties geselecteerd:
-(SBC-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker;
-(SBC-code 315120) Receptionist.
17. Wat betreft de functie Studie- en beroepskeuze adviseur stelt eiseres dat de motivering van de arbeidsdeskundige met betrekking tot de beperking deadlines en productiepieken niet navolgbaar is. Volgens eiseres wordt deze beperking ten onrechte gerelativeerd. Zij stelt dat door de arbeidsdeskundig analist wordt aangegeven dat er in de maanden september, januari, juni en juli extra veel adviesgesprekken zijn. Zij vraagt zich af of zij in deze periode meer moet doen in dezelfde tijd en of er dan niet sprake is van een productiepiek en intensivering van het werk in deze periode. Daarbij merkt eiseres op dat een gesprek qua duur kennelijk even lang is, waardoor er minder tijd overblijft voor de verslaglegging en vervolgacties die eventueel uitgezet moeten worden en de overige taken die behoren tot de functie. Verder wordt in de functie tweeënhalf uur per dag een toetsenbord en muis gebruikt. Gezien de artroseklachten en de duimbrace is dat volgens eiseres niet realistisch. Zij vraagt zich daarbij af wat het voeren van meer adviesgesprekken in de periode van vier maanden betekent voor de uitwerktijd en de belasting in het kader van het gebruik van toetsenbord en muis. Daarnaast is volgens eiseres de belastbaarheid per dag en per week te veel vanwege de vermoeidheidsklachten.
18. Ter zitting verwijst het UWV naar de Resultaat functiebeoordeling. Volgens het UWV is hierin al uitgebreid toegelicht waarom de signalering van de beperking deadlines en productiepieken niet leidt tot het vervallen van de functie Studie- en beroepskeuze adviseur, decaan. Uit de Resultaat functiebeoordeling volgt dat de functie voor 65% bestaat uit het adviseren en begeleiden. Deze 65% is een gemiddelde volgens het UWV. In de periode dat er meer gesprekken zijn, zijn de gesprekken niet langer. De gesprekken hebben dezelfde omvang en zwaarte. In de praktijk betekent het dat in die periode minder tijd wordt besteed aan de andere taken. De rechtbank kan dit volgen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat eiseres terecht de vraag opwerpt wat de vier maanden waarin meer adviesgesprekken worden gevoerd betekent voor de uitwerktijd en de belasting in het kader van het gebruik van toetsenbord en muis. De rechtbank ontvangt hier graag een nadere reactie op van de arbeidsdeskundige B&B.
19. Verder stelt eiseres dat in de functie Keukenverkoper de belastbaarheid wordt overschreden door het gebruik van toetsenbord en muis gedurende twee á drie uur per dag. Waarbij de handen ook nog worden belast bij het schetsen van de keukenopstelling, demonstreren en opruimen. Dat is volgens eiseres gezien de artroseklachten en het gebruik van de duimbrace niet mogelijk. Ook de uren per dag en per week overschrijden volgens eiseres de belastbaarheid. Wat betreft de functie Medewerker bibliotheek merkt eiseres op dat in deze functie intensief gebruik wordt gemaakt van de handen in de diverse taken, namelijk bij de computerwerkzaamheden, het hanteren van een leespen, het hanteren van (stapels) boeken, het sorteren en invoegen van boeken en bij het hanteren van de sorteerkar. Uit de toelichting van de arbeidsdeskundig analist blijkt ook dat het sorteren en invoegen van boeken een repetitieve handeling is waarbij de handen belast worden. Dat is volgens eiseres niet mogelijk vanwege de artrose en het gebruik van de duimbrace. Ook de uren per dag en per week overschrijden de belastbaarheid, aldus eiseres. Verder stelt eiseres dat bij de functie Administratief ondersteunend medewerker de belastbaarheid wordt overschreden door het gebruik van toetsenbord en muis gedurende drie uur per dag. Waarbij de handen daarnaast ook nog belast worden bij onder andere het vormen, beheren en archiveren van dossiers.
20. Het UWV heeft niet op bovenstaande gronden gereageerd, de rechtbank acht dit niet zorgvuldig. De rechtbank ontvangt daarom graag alsnog een reactie op deze beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

21. Gelet op wat hiervoor onder rechtsoverweging 10 tot en met 20 is overwogen, berust het bestreden besluit niet op een zorgvuldig onderzoek en een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is dus in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
22. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a, van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is een aanvullende reactie van de verzekeringsarts B&B en van de arbeidsdeskundige B&B op het aanvullend beroepschrift van 10 mei 2023 vereist.
23. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
drie wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
24. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
een weekna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruikt maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen
twee wekente reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van de partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat direct een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan.
25. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
26. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het UWV op binnen
  • stelt het UWV in de gelegenheid om binnen
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan op 17 november 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.