ECLI:NL:RBDHA:2023:1767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
22/88
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake afwijzing verzoek om buitenlands onderscheidingsteken op militair uniform

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 december 2022, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser om een buitenlands onderscheidingsteken, specifiek het onderscheidingsteken van de Orde van Rizal uit de Filippijnen, te mogen dragen op zijn militaire uniform behandeld. Eiser had zijn aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Defensie, die deze op 18 december 2020 afwees. Het bestreden besluit van 24 november 2021 verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser stelde dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was en dat verweerder niet had aangetoond op welke wettelijke grondslag de afwijzing was gebaseerd. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft kunnen aangeven welke wettelijke bevoegdheid ten grondslag ligt aan de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank wijst erop dat het Handboek onderscheidingen, waar verweerder naar verwijst, niet als een algemeen verbindend voorschrift kan worden aangemerkt, omdat het niet officieel bekend is gemaakt. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het aanvullende besluit van verweerder. De rechtbank houdt alle verdere beslissingen aan totdat het gebrek is hersteld. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar dit kan pas tegelijk met de einduitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/88

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: M.W. Tjapkes),
en

de staatssecretaris van Defensie, voorheen de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. B. van der Bruggen).

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een buitenlands onderscheidingsteken te mogen dragen op zijn militaire uniform afgewezen.
Bij besluit van 24 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 30 september 2022. Eiser was hierbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een aanvraag ingediend om een buitenlandse onderscheiding te mogen dragen op zijn militaire uniform. Het gaat om het onderscheidingsteken van de Orde van Rizal uit de Filippijnen. Daarbij heeft eiser een brief van de Filipijnse ambassadeur overgelegd waarin deze aangeeft dat de Orde van Rizal is ingesteld als publiekrechtelijk orgaan namens de Filipijnse overheid.
Wat heeft verweerder besloten?
2 Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen. Verweerder verleent alleen toestemming voor buitenlandse onderscheidingen die zijn ingesteld door of namens een staat of staatshoofd. Dit betreft een discretionaire bevoegdheid. De orde van Rizal merkt verweerder aan als een door patriottische burgers opgerichte vereniging. Hoewel aan de vereniging rechtspersoonlijkheid is toegekend met de Republic Act 646 kan niet gezegd worden dat de onderscheiding door of namens een staat of staatshoofd is ingesteld. Dat het onderscheidingsteken van de orde van Rizal in de Filipijnen wel is opgenomen in het equivalent van het Besluit draagvolgorde onderscheidingen, maakt niet dat verweerder gehouden is de gevraagde toestemming te verlenen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Zo heeft eiser in de bezwaarprocedure gronden aangevoerd tegen het gestelde vereiste om een ‘agrément procedure’ te volgen. Verweerder is bij het bestreden besluit niet ingegaan op deze gronden. Verder stelt eiser dat er alleen sprake kan zijn van een discretionaire bevoegdheid als dit is opgenomen in beleidsregels. Verweerder heeft geen beleidsregels vastgesteld voor de beoordeling of een buitenlandse onderscheiding voor toestemming in aanmerking komt. Verweerder heeft bij het bestreden besluit ook niet verwezen naar relevante wet- en regelgeving.
Eiser stelt dat verweerder de uitvoeringslijn dat alleen toestemming wordt verleend voor buitenlandse onderscheidingen die zijn ingesteld door of namens een staat of staatshoofd, niet consequent toepast. Hij noemt enkele buitenlandse onderscheidingen die niet zijn ingesteld door of namens een staat of staatshoofd, maar waarvoor verweerder wel toestemming zou hebben verleend.
Eiser stelt dat verweerder de Orde van Rizal ten onrechte als een vereniging aanmerkt, aangezien deze op grond van de Republic Act 646 aangemerkt moet worden als een bestuursrechtelijk orgaan. De afwijzing van de aanvraag van eiser doet geen recht aan de wettelijke en maatschappelijke status van de Orde van Rizal in de Filipijnen.
Wat zijn de regels?
4. Op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient de beslissing op bezwaar te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd en overweegt daartoe als volgt.
5.1
Verweerder heeft niet kunnen aangeven en de rechtbank heeft niet vast kunnen stellen wat de wettelijke grondslag voor de afwijzing van de aanvraag van eiser is. In het bestreden besluit wordt verwezen naar het Handboek onderscheidingen. In dit Handboek is op pagina 25 vermeld dat officieel erkende buitenlandse (regerings-)onderscheidingen eerst op het militaire uniform mogen worden gedragen, nadat daarvoor middels een daartoe strekkend, aan verweerder t.a.v. het hoofd sectie onderscheidingen gericht rekest toestemming is verzocht en verkregen. Dit Handboek kan niet als een algemeen verbindend voorschrift worden aangemerkt, omdat niet is gebleken dat deze is vastgesteld op basis van een regelgevende bevoegdheid en het niet officieel bekend is gemaakt. De rechtbank begrijpt verweerder daarom aldus, dat hij met dit Handboek algemene regels heeft willen vaststellen omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en/of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een hem toekomende wettelijke bevoegdheid. Echter, verweerder heeft niet kunnen aangeven en de rechtbank heeft niet vast kunnen stellen welke wettelijke bevoegdheid dit is. Dat is in het vooronderzoek noch het onderzoek ter zitting duidelijk geworden. In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Verweerder kan dit gebrek herstellen door de exacte wettelijke bepaling(en) te noemen op grond waarvan de aanvraag van eiser is afgewezen. Verweerder zal in dat kader ook de status van het Handboek nader moeten duiden.
5.2
De rechtbank begrijpt de passage uit het Handboek onderscheidingen aldus, dat verweerder uitsluitend toestemming verleent voor onderscheidingen die zijn ingesteld door of namens een staat of staatshoofd. Eiser heeft in beroep echter een aantal onderscheidingen genoemd waarvan hij aangeeft dat die niet zijn ingesteld door of namens een staat of staatshoofd, maar waarvoor verweerder wel toestemming zou verlenen. Dit betreffen volgens eiser de volgende onderscheidingen:
- Médaille National de Défense (Frankrijk, minister van Defensie);
- Médaille commémorative Française (Frankrijk, minister van Defensie);
- Einsatzmedaille Fluthilfe (Duitsland, ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken);
- Ehrenkreuz der Bundeswehr;
- Medaille voor Buitenlandse Operaties (België, minister van Defensie);
- Army Achievement Medal (Verenigde Staten, department of the army);
- Army commendation medal (Verenigde Staten, department of the army);
De rechtbank begrijpt eiser aldus, dat hij onderscheidingen die zijn ingesteld door een minister of strijdkracht ook niet beschouwt als ingesteld door of namens een staat of staatshoofd. Eiser heeft verder in beroep een certificering van de Ambassade van de Republiek der Filipijnen te Den Haag overgelegd, waarin – samengevat en vertaald – wordt aangegeven dat de onderscheidingen van de Orde van Rizal worden erkend als officiële onderscheidingen van de Republiek der Filipijnen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien of en, zo ja, hoe verweerder de door hem gestelde uitvoeringslijn consequent toepast. Verweerder kan dit gebrek herstellen door aan te geven in hoeverre de door eiser genoemde onderscheidingen moeten worden aangemerkt als ingesteld door een staat of staatshoofd en wat nu precies onder dat criterium moet worden verstaan. Daarnaast zal verweerder aan moeten geven of het klopt dat hij voor het dragen van deze onderscheidingen toestemming verleent. Verweerder zal ook nader moeten motiveren waarom de onderscheiding van de Orde van Rizal, die blijkens de certificering van de Ambassade als officiële onderscheiding van de Republiek der Filipijnen aangemerkt moet worden, niet aangemerkt kan worden als ingesteld door of namens een staat of staatshoofd. De door verweerder gegeven motivering dat de Orde van Rizal een door patriottische burgers opgerichte vereniging is, is hiertoe – gelet op de in beroep overgelegde certificering - niet voldoende.
6.1
De rechtbank ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb (bestuurlijke lus) in de gelegenheid te stellen de genoemde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
6.2
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6.3
Gelet op artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb draagt de rechtbank verweerder op haar zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, kenbaar te maken of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op het aanvullende besluit van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
6.4
In afwachting van de uitkomst van de bestuurlijke lus houdt de rechtbank alle verdere beslissingen aan.
7. De rechtbank wijst er nog op dat tegen deze uitspraak hoger beroep open staat, maar pas tegelijk met de – nog te nemen – einduitspraak. Tot die tijd staat tegen deze tussenuitspraak geen rechtsmiddel open.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op om binnen twee weken aan de rechtbank mede te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • stelt eiser vervolgens in de gelegenheid om, voor zover verweerder van voormelde gelegenheid gebruik maakt, binnen vier weken na ontvangst van de nadere motivering van verweerder daarop te reageren;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.