ECLI:NL:RBDHA:2023:17718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
NL23.29105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Syrische vreemdeling met risico op onttrekking aan toezicht en zicht op uitzetting naar Jordanië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Syrische vreemdeling, eiseres, die op 14 september 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring is gesteld. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 25 september 2023 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij eiseres heeft verklaard dat zij illegaal Nederland is binnengekomen met een vals paspoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring, zoals genoemd in de Vreemdelingenwet, voldoende zijn gemotiveerd door verweerder. Eiseres heeft geen gevolg gegeven aan een eerder terugkeerbesluit en er is een risico dat zij zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet had hoeven volstaan met een lichter middel dan bewaring, en dat er zicht op uitzetting naar Jordanië is, ondanks dat er nog geen toestemming van de Jordaanse autoriteiten is voor de afgifte van een laissez-passer. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.29105
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1962.
De gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten
of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van haar reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Eiseres betwist alle gronden. Verweerder heeft ter zitting de zware grond onder 3f prijsgegeven.
3. De rechtbank is van oordeel dat de zware grond onder 3a feitelijk juist en voldoende gemotiveerd is. Eiseres verklaart dat zij begin november 2022 naar Nederland is gekomen met een vals Jordaans paspoort. Daaruit kan worden afgeleid dat zij Nederland illegaal is ingereisd. De stelling van eiseres dat geen sprake was van illegale inreis, omdat zij een visum had, treft geen doel. Dat doet immers niet af aan de verklaring van eiseres dat zij met een vals paspoort Nederland is binnengekomen. Verweerder mocht deze verklaring aan eiseres tegenwerpen, en daaruit concluderen dat zij niet op de voorgeschreven wijze is ingereisd. Ook de zware grond onder 3c is feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Eiseres heeft op 2 mei 2023 een terugkeerbesluit ontvangen, waarin staat dat zij Nederland onmiddellijk moet verlaten en moet terugkeren naar Jordanië. Eiseres heeft daar geen gevolg aan gegeven. Eiseres ontkent niet dat dit feitelijk juist is, maar voert aan dat het risico op onttrekking onvoldoende is gemotiveerd, omdat zij wel is verschenen op de meldplicht en het COA en VWN hielp met vertalingen. Dit betoog slaagt niet. Bij de zware grond onder 3c kan verweerder volstaan met een toelichting waaruit de feitelijke juistheid van de grond blijkt.1
4. De zware gronden onder 3a en 3c zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De geschilpunten over de overige gronden van de maatregel behoeven geen verdere bespreking. De beroepsgronden slagen niet.
Het lichter middel
5. Eiseres voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Verweerder werpt eiseres ten onrechte tegen dat zij zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken. Het is onder meer onjuist dat zij ‘stellig’ heeft verklaard dat zij niet wil terugkeren naar Jordanië, en geen poging heeft gedaan om Nederland op de juiste wijze in te reizen. Verder blijkt niet dat verweerder heeft meegewogen dat eiseres bij haar dochter kan verblijven. De medische klachten van eiseres zijn meegewogen, maar verweerder is daarbij niet ingegaan op hoe het zit met de afspraken met de huisarts en in het ziekenhuis.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel van bewaring
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
volgt dat er een risico is dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Daar komt bij dat eiseres in de gesprekken met DT&V heeft verklaard dat ze niet naar Jordanië wil terugkeren. Ook op zitting heeft eiseres verklaard dat zij in Jordanië niet geaccepteerd zou worden, en daarom naar Syrië zal gaan als ze terug moet naar Jordanië. Verder blijkt uit het vertrekgesprek van 31 augustus 2023 dat eiseres plaatsing op een vrijheidsbeperkende locatie (VBL) heeft geweigerd. De enkele ontkenning hiervan door eiseres ter zitting is onvoldoende om dit te weerleggen. Een eventueel lichter middel en verblijfplaats bij haar dochter biedt daarom onvoldoende garantie dat eiseres daadwerkelijk naar Jordanië zal vertrekken. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom in de medische omstandigheden van eiseres en haar dochter en kleinkind in Nederland geen aanleiding is gezien om een lichter middel toe te passen. De beroepsgrond slaagt niet.
Het zicht op uitzetting
7. Eiseres stelt dat er geen zicht op uitzetting is naar Jordanië binnen redelijke termijn. Er is namelijk nog geen toestemming van de Jordaanse autoriteiten om een laissez-passer (lp) af te geven.
8. De beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft een lp-aanvraag opgestart en op 24 augustus 2023 hebben de Jordaanse autoriteiten de nationaliteit van eiseres bevestigd. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat er nog geen toestemming is voor afgifte van een lp geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is. Er is niet gebleken dat de Jordaanse autoriteiten deze toestemming niet zullen verlenen.
Conclusie
9. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.