ECLI:NL:RBDHA:2023:17720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
AWB 23-10200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op basis van Richtlijn 2001/55/EG

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 24 augustus 2023, waarbij aan eiser is medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. De staatssecretaris had op 30 juni 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser te beëindigen. Eiser heeft hierop zijn zienswijze ingebracht, waarna het bestreden besluit is genomen. De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat de staatssecretaris niet zelfstandig bevoegd is om zijn tijdelijke bescherming te beëindigen en dat hij in Nederland een toekomst wil opbouwen. Hij wijst op zijn belangen in werk, wonen, studie en gezinsleven, en zijn integratie-inspanningen. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat de gronden die eiser aanvoert niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming inherent is aan de beslissing van de staatssecretaris en dat eiser tijdens zijn asielprocedure opvang ontvangt van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/10200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[naam], uit Oude Pekela, eiser

V-nummer: [nummer]
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 24 augustus 2023 waarbij deze aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 30 juni 2023 heeft de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft op 8 augustus 2023 zijn zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Bij uitspraak van 30 oktober 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als facultatieve groep te beëindigen (MK-uitspraak) [3] . Er is geen aanleiding gezien prejudiciële vragen te stellen. Wat eiser daartegen in deze zaak heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
4. Eiser is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven over het (voorgenomen) besluit. Ook is eiser middels een uitnodiging in de gelegenheid gesteld om op de zitting zijn situatie te schetsen. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris niet zelfstandig bevoegd is om zijn tijdelijke bescherming te beëindigen. Verder heeft hij aangevoerd dat hij hier een toekomst wil opbouwen. Ook heeft eiser gesteld dat zijn belangen zien op werk, wonen, studie en gezinsleven, en dat hij bezig is te integreren. Hij heeft steeds gewerkt in Nederland en zijn werkgever is bezig met een werkvisum voor eiser.
5. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser naar voren is gebracht geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris geen gebruik kon maken van de bevoegdheid de tijdelijke bescherming te beëindigen. De gronden die eiser naar voren heeft gebracht die zien op zijn belangen in de sfeer van werk, wonen, studie en gezinsleven, heeft hij niet nader geconcretiseerd en hij heeft ook niet onderbouwd waarom de inbreuk op zijn belangen disproportioneel is. De omstandigheid dat eiser niet langer aanspraak kan maken op de voordelen die zijn verbonden aan tijdelijke bescherming, is inherent aan de beslissing van de staatssecretaris om de facultatieve bepaling niet langer te implementeren, waardoor eiser niet langer onder de Richtlijn valt. Bovendien krijgt eiser gedurende zijn asielprocedure opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers en is het hem daarbij toegestaan om 24 weken in het jaar te werken, zoals aan eiser is bericht in de brief van 24 augustus 2023. Daarnaast kan eiser indien hij voor een ander doel in Nederland verblijf beoogt, zoals werk of gezinsleven, een daartoe strekkende vergunningaanvraag indienen, zoals ook op de zitting met hem is besproken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van de staatssecretaris om de tijdelijke bescherming van eiser te beëindigen in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.