ECLI:NL:RBDHA:2023:17763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 6041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering gemachtigde op grond van artikel 2:2 Awb

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Nationale ombudsman van 4 september 2023 behandeld. Eiser, die geen belanghebbende is bij het besluit tot weigering van een derde als gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De achtergrond van de zaak betreft de weigering van de Nationale ombudsman om de gemachtigde van eiser voor een periode van zes maanden toe te laten, op basis van artikel 2:2 van de Awb. Dit besluit was genomen vanwege misbruik van recht in de zin van artikel 4.6 van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar is door de ombudsman niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland, die de zaak heeft doorgezonden naar de Rechtbank Den Haag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit enkel gericht was aan de geweigerde persoon en dat eiser geen voldoende objectief en actueel belang heeft bij het besluit. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen belanghebbende is en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6041

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de Nationale ombudsman (No), verweerder

(gemachtigde: mr. L. Scheppink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 4 september 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Voorgeschiedenis
2.1.
Verweerder heeft met het besluit van 25 juli 2023 (kenmerk 1791306, in de onderhavige zaak: het primaire besluit) op grond van artikel 2:2, eerste lid, van de Awb
[gemachtigde] geweigerd als gemachtigde voor de duur van zes maanden. Deze weigering heeft betrekking op alle handelingen die verband houden met verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo). Dat geldt voor het verzoek en alle handelingen die met een dergelijk verzoek verband houden, zoals het inzetten van rechtsmiddelen. Dit wegens misbruik van recht in de zin van artikel 4.6 van de Woo.
2.2.
Bij het bestreden besluit (kenmerk 1816169) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
2.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit bij de rechtbank Noord-Nederland en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep doorgezonden aan deze rechtbank (SGR 23/6041) en ook het verzoek om een voorlopige voorziening van 11 september 2023 (SGR 23/6042). Voorts heeft eiser op 13 september 2023 de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (voor zover het eiser betreft: SGR 23/6001).
Standpunten van partijen
3.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen belanghebbende is bij het primaire besluit. [1]
3.2.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte het bestreden besluit heeft genomen, omdat verweerder zijn bezwaar op de voet van artikel 7:1a van de Awb als rechtstreeks beroep had moeten doorzenden aan deze rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
4.1.
Aan de orde is of verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is gericht aan de geweigerde persoon en alleen ziet op diens weigering als gemachtigde. Eiser heeft in bezwaar noch in beroep gronden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat hij een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang heeft bij het primaire besluit. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen belanghebbende is bij het primaire besluit. Al hetgeen verder door eiser is aangevoerd behoeft dan ook geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

5. Het bezwaar van eiser tegen het bestreden besluit is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
15 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 september 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB3841)