In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een moeder en haar minderjarige kinderen, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers waren in vreemdelingenbewaring gesteld op 21 september 2023, maar de maatregelen werden op 26 september 2023 opgeheven. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de rechtmatigheid van de bewaring en hebben tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 oktober 2023.
De rechtbank oordeelt dat de bewaring onrechtmatig was, omdat de maatregelen niet tijdig waren opgeheven na een voorlopige voorziening van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 25 september 2023 was getroffen. De rechtbank concludeert dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding moet betalen aan eisers voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, vastgesteld op € 200,-. Daarnaast is de Staat veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist, maar dat de maatregelen eerder hadden moeten worden opgeheven.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige opheffing van vrijheidsontnemende maatregelen en de noodzaak voor de overheid om adequaat te reageren op voorlopige voorzieningen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de schadevergoeding en proceskostenvergoeding toegewezen.