ECLI:NL:RBDHA:2023:17783
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, worden de beroepen van twee eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 30 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk was voor de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 19 september 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eisers als de Staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de besluiten van de Staatssecretaris in stand blijven. De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De eisers betogen dat Duitsland niet langer als veilig kan worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd om dit te onderbouwen.
De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat de Staatssecretaris mag uitgaan van de veronderstelling dat Duitsland de asielaanvragen op een correcte manier zal behandelen. De eisers hebben niet aangetoond dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de Duitse asielprocedure. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris geen nader onderzoek hoefde te doen naar de situatie van Dublinclaimanten en dat de beroepsgronden van de eisers niet slagen. De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 29 september 2023.