ECLI:NL:RBDHA:2023:17807
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag op 21 september 2022 ingediend, waarna hij op 17 oktober 2022 een bezwaarschrift heeft ingediend. De staatssecretaris heeft de ontvangst van dit bezwaarschrift bevestigd op 11 januari 2023, maar heeft niet tijdig beslist. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn is verstreken en dat het beroep gegrond is.
De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser heeft recht op vergoeding van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die zijn vastgesteld op € 1.442. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 418,50, en tot vergoeding van het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.