ECLI:NL:RBDHA:2023:17819
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen visumafwijzing
In deze zaak heeft verzoekster op 19 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Na het indienen van het beroep heeft verzoekster besloten dit in te trekken en verzocht om vergoeding van de proceskosten door de minister van Buitenlandse Zaken, die als verweerder optreedt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat deze verder is uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is echter niet gebleken dat de verweerder een besluit heeft genomen op het bezwaarschrift van verzoekster, waardoor de rechtbank concludeert dat verweerder niet aan verzoekster tegemoet is gekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
Daarom is het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.