ECLI:NL:RBDHA:2023:17895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
09/615332 HA ZA 21-649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Rijkswaterstaat voor onrechtmatig handelen bij woningverkoop ten behoeve van de aanleg van de A16 Rotterdam

In deze zaak vorderen eisers, eigenaren van een woning die is verkocht aan Rijkswaterstaat, een verklaring voor recht dat Rijkswaterstaat aansprakelijk is voor de schade die zij hebben geleden door onrechtmatig handelen. De rechtbank oordeelt dat Rijkswaterstaat onrechtmatig heeft gehandeld door de belangen van eisers niet voldoende mee te wegen bij de aankoop van hun woning, die plaatsvond in het kader van de aanleg van de A16 Rotterdam. Eisers stellen dat hun woning onteigend had moeten worden, zodat zij recht hadden op volledige schadevergoeding op basis van de Onteigeningswet. De rechtbank bevestigt dat het besluit om niet te onteigenen formele rechtskracht heeft, maar oordeelt dat Rijkswaterstaat bij de aankoop van de woning onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank verwijst de zaak naar de schadestaatprocedure om de schade te begroten, aangezien de schade die eisers hebben geleden niet in deze procedure kan worden vastgesteld. De rechtbank wijst ook de proceskosten toe aan eisers, aangezien Rijkswaterstaat in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/615332 / HA ZA 21-649
Vonnis van 8 november 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] ,

2.
[eisende partij sub 2],
beiden te [plaats 1] ,
eisers ,
advocaat: mr. C.M.E. Verhaegh te Den Haag,
tegen
de STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT ( RIJKSWATERSTAAT )),
te Den Haag ,
gedaagde,
advocaat: mr. B.S. Stolwijk te Utrecht.
Partijen zullen hierna ‘ eisers ’ respectievelijk ‘ Rijkswaterstaat ’ worden genoemd.

1.Samenvatting

1.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Rijkswaterstaat onrechtmatig heeft gehandeld bij het aankopen van de woning van eisers ten behoeve van de aanleg van de A16 Rotterdam .
1.2.
Eisers vinden van wel, enerzijds omdat zij menen dat hun woning onteigend had moeten worden zodat zij op grond van de Onteigeningswet volledige schadevergoeding hadden kunnen krijgen, en anderzijds omdat Rijkswaterstaat in het aankooptraject de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Rijkswaterstaat voert verweer; hij beroept zich op de formele rechtskracht van het besluit om de woning niet te onteigenen, en meent dat de aankoop van de woning van eisers zorgvuldig is verlopen.
1.3.
In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat het besluit om niet te onteigenen inderdaad formele rechtskracht heeft gekregen, zodat eisers geen schadevergoeding op grond van de Onteigeningswet toekomt. Wel is de rechtbank van oordeel dat Rijkswaterstaat bij het aankopen van de woning van eisers onrechtmatig heeft gehandeld door de hem bekende belangen van eisers bij terugkeer naar hun woning niet (kenbaar) mee te wegen in de regeling die hij hen aanbood, welk enige aanbod zij bovendien vanwege het dreigende instortingsgevaar feitelijk niet konden afslaan (zodat van vrije wilsvorming kenbaar geen sprake was). De schade die eisers hierdoor lijden, kan niet in deze procedure worden begroot; de rechtbank verwijst de zaak daarom naar de schadestaatprocedure.

1.De procedure

1.4.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 juli 2021, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord van 8 september 2021 met 1 productie;
- het tussenvonnis van 3 augustus 2022, waarbij de datum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van eisers van 3 oktober 2022 met aanvullende producties 11 tot en met 18;
- het verzoek om pleidooi van (de advocaat van) eisers van 18 april 2023 en de toelichting daarop van 2 mei 2023;
- de reactie van Rijkswaterstaat van 16 mei 2023 op het verzoek om pleidooi, waarbij hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank;
- het bericht van de rechtbank van 26 mei 2023 aan partijen dat het verzoek om pleidooi wordt toegestaan;
- de brief van eisers van 26 september 2023 met aanvullende producties 19 tot en met 49, verkregen op grond van de Wet open overheid ( Woo ).
1.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022. Verschenen zijn:
- eisers , bijgestaan door mr. mr. C.M.E. Verhaegh.
- namens Rijkswaterstaat : mevrouw [Naam 1] , omgevingsadviseur, mevrouw [Naam 2] , grondverwerver, en de heer [Naam 3] , accountmanager bij de afdeling grondverwerving, bijgestaan door mr. B.S. Stolwijk. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling. Deze aantekeningen zitten in het griffiedossier.
1.6.
De zaak is vervolgens meerdere malen aangehouden op verzoek van partijen om te proberen tot een schikking te komen. Partijen hebben uiteindelijk geen schikking bereikt. De advocaat van eisers heeft om pleidooi gevraagd, en de rechtbank heeft dit toegestaan. Op 6 oktober 2023 hebben partijen hun zaak bepleit en pleitaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde; deze aantekeningen zitten in het griffiedossier. Ten slotte is de datum voor vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Eisers waren vanaf 2001 tot eind 2018 eigenaar van een woning aan de [adres 1] (hierna: [adres 1] ). De woning maakte deel uit van een woningblok van drie aaneengeschakelde woningen ( [adres 1-adres 3] ). Deze waren gebouwd rond 1915 en stonden op staal (zonder fundatiepalen), op koeienhuiden, een historische bouwwijze.
De woningen waren verzakt: de achterkant ervan lag circa 60 cm lager dan de voorkant. Om trillingen van doorgaand verkeer voor deze woningen te beperken, heeft de gemeente Lansingerland omstreeks 1990 een paal in het wegdek geplaatst ter hoogte van [adres 3] , om doorgaand verkeer te stremmen. Vrachtwagenverkeer was er verboden, met uitzondering van bestemmingsverkeer.
2.2.
In 2005 werd de Startnotitie aanleg A13/A16 vastgesteld. In deze notitie was de snelweg geprojecteerd langs Ommoord . In 2006-2007 werden alternatieven onderzocht en werd de route gewijzigd. De snelweg kwam toen op circa 55 meter van het perceel van eisers te liggen.
2.3.
Op 4 oktober 2009 hebben eisers een zienswijze ingediend op de Trajectnota/ MER Rijksweg A13 /16 Rotterdam . Hierin wijzen eisers er onder meer op dat hun woningblok geen extra belasting in de vorm van trillingen en grondwaterfluctuaties kan verdragen en dat enkele jaren daarvoor uitgevoerde bouwwerkzaamheden op het naastgelegen perceel tot verzakking hebben geleid van de opstallen op de percelen van het woningblok. Zij spreken daarbij hun zorg uit over de toekomst van hun woning:
“Gezien onze ervaring zijn we ervan overtuigd dat zwaartransport, graafwerkzaamheden op diep niveau heiwerkzaamheden (trillingen), het omleggen van de Rotte en alle andere noodzakelijke verrichtingen ten behoeve van de snelweg ten allertijde zullen lijden tot destructie van bovengenoemde woonobjecten. Daar het hele blok naar één kant hangt zullen scheuren in de muren de constructie van het hele blok schaden. Gedeeltelijke of gehele herbouw van het hele object zal dan het gevolg moeten zijn. Tevens levert het in onze ogen een onveilige woonsituatie op ten tijde van de aanleg”
In de zienswijze staat verder:
“Desalniettemin realiseren we dat we op een bijzonder plek wonen in nabije omgeving van Rotterdam. Hier willen we dan ook graag onbezorgd blijven wonen. Wij als bewoners stellen een aantal opties voor om bovengenoemde problematiek te ondervangen.
Sloop van het bestaande object. Herbouwen van een nieuwe woning bij aanvang van de bouwperiode van de snelweg. Alternatieve woonvoorziening ten tijde van de bouw binnen een straal van 5 km. Om te voorkomen dat onze woningen verzakken, een totale complete fundering onder het gehele object, met als doel de huidige staat te bevriezen.”
2.4.
In een memo van Rijkswaterstaat van 18 november 2015 staat dat een bouwkundig expert een verkennend onderzoek heeft laten uitvoeren naar de invloed van de bouwactiviteiten van de rijksweg op de nabijgelegen woningen en andere opstallen. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat bij een aantal woningen constructieve schade wordt verwacht. Het memo vermeldt verder dat nader onderzoek moet worden gedaan, onder meer naar de staat van de fundering en de gevolgen van de werkzaamheden op de trilling-gevoelige woningen. In dat kader moest volgens de deskundige nader onderzoek plaatsvinden naar de doorwerking van trillingen op de woningen:
“Het gaat daarbij om de inschatting van de doorwerking van trillingen als gevolg van de aanleg van de A16 Rotterdam (bouwactiviteiten, bouwverkeer) op het woongenot / -beleving langs de [onleesbaar gemaakt]. Aan de hand hiervan dient de projectorganisatie een bewuste en wel afgewogen keuze te maken of de woningen langs de [onleesbaar gemaakt] bewoonbaar kunnen blijven tijdens de aanlegfase van de rijksweg. Hierbij gaat het dus om meer dan alleen een schadeprofiel (esthetisch of constructief), maar ook om een inschatting of het acceptabel is dat omwonenden in bepaalde mate, binnen de tijdvensters dat bouwactiviteiten plaatsvinden, met trillingen te maken hebben.”
Het memo noemt ook de mogelijkheid van minnelijke aankoop van woningen:
“Woningen buiten het TB-tracé aankopen is geen standaard beleid binnen Rijkswaterstaat . Uitzonderingen worden gemaakt als er ernstige bouwkundige schade aan de woningen verwacht wordt. Met ernstig wordt gedoeld op constructieve schade dan wel schade die de veiligheid van bewoners in gevaar brengt. (…) Met de bewoners van het woningblok aan de [onleesbaar gemaakt: [adres 1-adres 3] ] is reeds lange tijd overleg. (…) De bouwkundige expert concludeert in het verkennende onderzoek dat er constructieve schade ontstaat. De bewoners vrezen dat de woningen ernstig beschadigd zullen raken door de aanlegwerkzaamheden van de A16 Rotterdam , hetgeen binnen het projectteam ook als realistisch scenario wordt gezien.”
2.5.
Op 13 februari 2017 heeft Rijkswaterstaat aan de gemeente Lansingerland gemeld dat de woningen aan de [adres 1-adres 3] aan het verzakken waren. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente Lansingerland , Afdeling Vergunningverlening & Handhaving, op 14 februari 2017 een onderzoek op locatie uitgevoerd. Op basis daarvan is op 9 maart 2017 een memo opgesteld. Daarin staat onder meer dat er tijdens de inspectie is geconstateerd dat er geen direct gevaar is voor de bewoners. Zolang er geen werkzaamheden plaatsvinden die trillingen veroorzaken en zolang het grondwater niet wordt verlaagd (bij bemalingen) zal er volgens de gemeente geen reactie zijn bij de woningen en zal er op korte termijn geen verslechtering daarvan plaatsvinden. Op het moment dat werkzaamheden gaan plaatsvinden zal Rijkswaterstaat zorg moeten dragen voor de omgevingsveiligheid, en de woningen moeten monitoren.
2.6.
In opdracht van Rijkswaterstaat heeft GEOBEST grootschalig (vervolg)onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de realisatie van het Project A16 Rotterdam op gebouwen. Onderdeel van Project A16 Rotterdam is de aanleg van een tunnel met een passage onder de Rotte. Het onderzoek van GEOBEST betreft een inventarisatie van de invloed van de bouwwerkzaamheden in het kader van de tunnel op de woningen gelegen aan de Rotte, Grondweg en Bergweg-Zuid. Op 13 maart 2017 is hiervan een rapport opgemaakt. De conclusie daarin is dat tijdens de aanleg van de tunnel onder de Rotte en de Grindweg /Bergweg-Zuid trillingen worden opgewekt als gevolg van verschillende bouwactiviteiten (heien van funderingspalen; intrillen van damwanden; bouwverkeer) en dat deze trillingen invloed uitoefenen op de omgeving van het bouwproject. Er is volgens het rapport een verhoogde kans op schade (meer dan 1%) voor gebouwen in SBRA-categorie 3 op een afstand van 40 meter of minder van de Tracébesluit-grens.
2.7.
NEBEST B.V. heeft, in opdracht van Rijkswaterstaat , funderingsonderzoek uitgevoerd. Van het onderzoek naar de woningen aan de [adres 1-adres 3] is op 17 maart 2017 een rapport opgemaakt. Daarin staan onder meer de volgende bevindingen:
9.1 Stabiliteit funderingsconstructie
(…) Tijdens de visuele inspectie zijn zowel aan de binnen- als de buitenzijde veel grote schades waargenomen. De gemeten scheefstand tijdens de lintvoegwaterpassing is zeer groot. De gemeten scheefstanden tijdens de vloerveldwaterpassing zijn zeer groot. De stabiliteit van de funderingsconstructie functioneert onvoldoende (…).
10.4
Beoordeling(…) De beoordeling van de fundering van de panden [adres 1 t/m adres 3] in [plaats 2] is onvoldoende. De indicatieve funderingstechnische handhavingstermijn is 0 tot 5 jaar. Binnen 5 jaar moet funderingsversterking of het -herstel worden uitgevoerd.
Aan de panden [adres 1] en [adres 3] zijn op woensdag 30 november 2016 drie deformatiemeetbouten geplaatst. Op vrijdag 2 december 2016 is de nulmeting uitgevoerd. De meetbouten worden één jaar lang om de drie maanden gemonitord. Door het monitoren van de deformatie wordt de zettingssnelheid van de panden gemeten. Als blijkt dat de panden niet stabiel zijn kan worden geadviseerd funderingsherstel direct uit te voeren, zodat de veiligheid van de bewoners en de omgeving niet in het geding komt.
11.2
Risicobeoordeling
Funderingstechnische staat van de panden [adres 1 t/m adres 3] is onvoldoende.
SBR-A-categorie: categorie 3 (…) De panden zijn in een heel slechte staat en gevoelig voor trillingen waardoor de SBR-A categorie 3 deze kwetsbaarheid niet juist omschrijft.(…)
11.3
Risico’s door trillingen
De afstand van de bouweenheid [adres 1 t/m adres 3] tot de bouwwerkzaamheden, TB grens, is 55 meter. Volgens SBR-A categorie 3 is risico op schade aan het pand door de trillingen als gevolg van de werkzaamheden kleiner dan 1%. Gezien de bouwkundige en funderingstechnische kwetsbaarheid van het pand wordt geschat dat het risico op schade groter is dan 1%.
De afstand van de bouweenheid [adres 1 t/m adres 3] tot de tunnel is 80 meter. Volgens SBR-A categorie 3 is risico op schade aan het pand door de trillingen als gevolg van de werkzaamheden kleiner dan 1%. Gezien de bouwkundige en funderingstechnische kwetsbaarheid van het pand wordt geschat dat het risico op schade groter is dan 1%.
Ongeacht de bouwwerkzaamheden moeten op korte termijn maatregelen aan de fundering worden uitgevoerd om de stabiliteit van de woningen te waarborgen. Indien de juiste maatregelen (paalfundering) worden genomen, kan de woning in SBR-A categorie 3 komen en wordt daarmee het risico op schade als gevolg van trillingen door bouwwerkzaamheden kleiner dan 1%.”
2.8.
Op 24 april 2017 heeft Rijkswaterstaat een Memo Aankoop woningen opgesteld, in de aanloop naar de mondelinge behandeling van het -onder meer- door eisers ingestelde beroep tegen het Tracébesluit A16 Rotterdam door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) op 11 en 12 mei 2017. In het memo staat onder meer het volgende:
Aanleiding(…) Er is een kleine kans dat de Raad van State (RvS) (…) verweerder [de minister van Infrastructuur en Milieu] de vraag voorlegt of die bereid is een passende oplossing aan te bieden. Een dergelijk verzoek kan er op duiden dat dit onderwerp bij de uiteindelijke uitspraak een rol gaat spelen. Dat laatste kan erop neerkomen dat het onherroepelijk worden van het Besluit vooralsnog wordt onthouden op dit punt, waardoor er alsnog een regeling met betrokkenen getroffen zal moeten worden.Dit memo gaat uitsluitend over die situatie en om de risico’s en gevolgen voor het Tracébesluit en de contractering van het project, die in volle gang zijn te beheersen.Als deze situatie bij de RvS zich niet voordoet, zal op een later moment na afronding van het onderzoek als bedoeld in bijlage 2 [welke bijlage ‘Aanpak woningen langs de tunnel’ ontbreekt,] een voorstel voor de afhandeling van deze zaak worden gedaan.
Besluit
Op basis van dit memo vraag ik de [onleesbaar gemaakt] GPO[Grote Projecten en Onderhoud,]
om de [onleesbaar gemaakt] het mandaat te verlenen om indien de RvS (Afdeling) hierom vraagt, tijdens de zitting te verklaren dat RWS [ Rijkswaterstaat ] in onderhandeling mag treden over de aankoop van voornoemde panden [ [adres 1 t/m adres 3] , Rb] op basis van minnelijke aankoop. (…)
Toelichting:(…) Op basis van bovenstaande[= uitkomsten onderzoek invloed bouwverkeer en bouwwerkzaamheden tunnel, Rb]
is het advies om indien nodig aan de RvS te verklaren dat RWS in onderhandeling mag treden over de aankoop van voornoemde panden [ [adres 1 t/m adres 3] , Rb] op basis van minnelijke aankoop. Dit zal dan gebaseerd zijn op de [onleesbaar gemaakt] (dus geen onteigeningsschadeloosstelling zoals deze 3 bewoners verzoeken) voor aankoop van de panden [onleesbaar gemaakt: [adres 1, 2 en 3] ] gelegen in de [gemeente] , buiten de grenzen van het TB. GPO-Grondverwerving en de Bestuursstaf kunnen zich vinden in dit advies.
NB: mochten de eigenaren van [onleesbaar gemaakt: [adres 1, 2 en 3] ] niet ingaan op het voorstel van aankoop, dan zal de Opdrachtnemer [de aannemer] alsnog voorzieningen moeten treffen om het pand te beschermen voor ernstige constructieve schade (…)
Vervolgproces tot en na aankoop:
(…) Na aankoop van deze drie woningen zullen de opstallen direct worden gesloopt en het terrein ‘bouwrijp’ worden opgeleverd. Indien het woningblok niet geheel kan worden aangekocht, zullen de wel aangekochte woningen onbewoonbaar en onbetreedbaar worden gemaakt. De aannemer van de A16 Rotterdam dient dan de opstallen tot beschikbaarheidsdatum te onderhouden. Na beschikbaarheidsdatum dient de opdrachtnemer de opstallen weer over te dragen aan RWS, waarna RWS de opstallen via het Rijksvastgoedbedrijf weer kan verkopen.”
Het memo gaat tot slot in op de consequenties voor het Tracébesluit als Rijkswaterstaat geen gebaar zou maken richting bewoners ondanks het verzoek daartoe van de Afdeling, de financiële consequenties van aankoop, en ‘andere overwegingen’, namelijk dat het risico bestaat dat de panden [
[adres 1 t/m adres 3], Rb] tijdens de bouwwerkzaamheden zulke grote constructieve schade oplopen dat de woningen niet meer bewoonbaar zullen zijn, en dat dan – ook al is dit (deels) een gevolg van de zeer slechte staat van de fundering – toch naar Rijkswaterstaat zal worden gewezen als verantwoordelijke voor de aanleg van de A16 Rotterdam .
2.9.
Rijkswaterstaat heeft op 9 mei 2017 een Factsheet onderzoek risico bouwschade Bergweg-Zuid, Grindweg , Lage Berge Bos en Rotte opgesteld (versie 5). Daarin staat onder meer:
“(…)Aandachtspunten
Invloed van de A16 Rotterdam
Het vervolgonderzoek[door Nebest en Geobest, Rb]
biedt inzicht in de technische staat van een woning, los van de aanleg van de A16 Rotterdam . Daarnaast biedt het vervolgonderzoek inzicht in de ingeschatte doorwerking van de aanleg A16 Rotterdam op de woningen. Dat laatste aspect is voor ons van belang als het gaat om al dan geen grondslag om woningen op te kopen buiten de TB-grenzen. (…)RWS zou tot aankoop over moeten/kunnen gaan als de aanleg van de A16 Rotterdam dusdanig grote kans op schade veroorzaakt dat:
  • Een woning onbewoonbaar is wegens het veiligheidsrisico. Hierbij is sprake van ’n ingeschatte grote kans op omvangrijke constructieve schade;
  • De schade aan een woning dusdanig groot wordt geacht dat aankoop daarvan goedkoper is dan het achteraf herstellen van de schade.
(…)
Het aankooptraject wordt alleen ingezet als de huidige contracteisen/maatregelen ontoereikend zijn en geen nieuwe maatregelen getroffen kunnen worden die qua kosten opwegen tegen de aankoop van de woningen.
(…)
Beroep TB A16 RotterdamDe expert judgement op de 6 genoemde woningen waarbij de reeds geformuleerde eisen/maatregelen mee worden gewogen t.b.v. uitsluitsel over de doorwerking van de aanleg A16 Rotterdam op de woningen wordt later verwacht en zal niet als input mee kunnen worden genomen voor de zitting van 11 mei (pag. 2)
(…)
RedeneerlijnAan de nog aan te wijzen expert(s) wordt gevraagd de uitkomsten van de onderzoeken in samenhang te beoordelen met de inmiddels vastgestelde eisen en maatregelen tijdens de realisatie van de A16 Rotterdam . Voorbeelden van eisen zijn onder meer trillingarm bouwen en geen bouwverkeer over de [onleesbaar gemaakt]. Komen de experts tot de conclusie dat de gestelde eisen ontoereikend zijn om aanzienlijke bouwschade uit te sluiten, dan zal bezien worden of nadere, realistische eisen te formuleren zijn. Het gaat dan om nieuwe, adequate eisen/maatregelen die qua kosten opwegen tegen aankoop van de woningen. Mocht dat niet haalbaar blijken, dan zal advies tot aankoop volgen.(pag.8)”
2.10.
De Afdeling heeft het beroep van eisers tegen het Tracébesluit A16 Rotterdam bij uitspraak van 2 augustus 2017 ongegrond verklaard. Zij oordeelde:
“94.1. (…) De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de minister zich gelet op het voorgaande niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich geen onaanvaardbare hinder van de uitvoeringswerkzaamheden zal voordoen en dat eventuele schade tot een minimum zal worden beperkt. De door [eiser] en anderen overgelegde deskundigenrapporten van 22 september 2015 en het rapport van Nebest B.V. van 17 maart 2017 geven geen aanleiding voor een andere conclusie. Dat, zoals in de rapporten uit 2015 staat, in het ongunstigste geval constructieve schade aan de bouwwerken aan de [adres 1, 2 en 3] kan ontstaan, betekent immers niet dat die schade niet kan worden voorkomen. In dit verband wijst de Afdeling ook op het rapport uit 2017 waarin staat dat de funderingstechnische staat van de panden [adres 1 t/m adres 3] volgens de Richtlijn onderzoek en beoordeling van funderingen op staal onvoldoende is, het risico op schade door trillingen als gevolg van de bouwwerkzaamheden groter wordt geschat dan 1%, maar dat als de juiste maatregelen worden genomen het risico op schade echter kleiner is dan 1%. Deze rapporten geven gelet op het voorgaande dan ook geen grond voor het oordeel dat de minister niet heeft mogen afzien van het opnemen van de woningen van [eiser] en anderen in de in artikel 5 van het tracébesluit opgenomen lijst van te amoveren objecten.
Dat eerst na vaststelling van het tracébesluit op basis van nader onderzoek wordt bezien in hoeverre de schade en hinder (verder) kunnen worden beperkt, betekent evenmin dat de belangenafweging van de minister onzorgvuldig is of dat het tracébesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De omstandigheid dat de aannemer in dit verband de onderzoeken zal verrichten, betekent niet dat deze onderzoeken niet op zorgvuldige wijze zullen plaatsvinden.”
2.11.
Naar aanleiding van het NEBEST - rapport heeft Rijkswaterstaat op 27 juni 2017 een second opinion gevraagd aan Fugro over het omgevingsrisico van project Rijksweg A16 Rotterdam . Het doel van de second opinion was om te bepalen of buiten de TB-grenzen gelegen opstallen door de bouwactiviteiten toch een risico op schade konden ondervinden. Op 20 oktober 2017 heeft Fugro NL Land B.V. hierover een definitief rapport uitgebracht. In het rapport staat (pag.18) dat tot een invloedsgebied van ruim 100 m buiten de werkzaamheden wordt verwacht dat de trillingen nog “voelbaar” zijn. Over de woningen van eisers zegt het rapport onder meer het volgende:
- “Gezien de conditie waarin de woningen zich bevinden, zijn deze woningen zeer kwetsbaar voor toekomstige trillingen en verzakkingen, waardoor ze worden geplaatst in categorie SBRA 3, maar feitelijk nog minder trillingen kunnen incasseren” (pag.31);
- “Onderschreven wordt dat indien de optredende trillingsintensiteiten lager zijn dan de bijbehorende grenswaarde, de verwachting is dat geen constructieve schade zal ontstaan. Dit geldt niet voor [adres 1 t/m adres 3] , omdat deze in zeer slechte staat verkeert. De verwachting is dat bij enige extra belasting (statisch c.q. dynamisch) dit tot een toename van de aanwezige schade zal leiden.”(pag. 34);
- “Het in categorie 3 ingedeelde object [adres 1-adres 3] (afstand 80 m tot het werk) staat alleen bij heiwerkzaamheden binnen het invloedsgebied en wordt een overschrijdingskans van circa 5 % verwacht. Omdat de woningen in zeer slechte staat verkeren, dient rekening gehouden te worden met een toename van de aanwezige schade.” (pag. 38);
- “
- “Het in categorie 3 ingedeelde object [adres 1-adres 3] (afstand 81 m tot het werk), dat in zeer slechte staat verkeerd, wordt verwacht dat zonder toepassen van trillingsreducerende maatregelen extra schade niet uitgesloten kan worden. Ook met toepassen van een “uitgebreide meting” wordt verwacht dat het risico op extra schade niet uitgesloten kan worden. Gelet op de slechte bouwkundige staat en de aanwezige forse scheefstand, wordt verwacht dat deze woningen nauwelijks enig “incasseringsvermogen” meer hebben. Hetgeen betekent dat rekening gehouden dient te worden met een toename van de schade ten gevolge van de optredende trillingen (verwachting).Overige aanwezige objecten [locatie Rotte] staan buiten het invloedsgebied bij heien c.q. trillen.”(pag. 38);
- “Omdat de staat van woningen [adres 1 t/m adres 3] zeer slecht is, is de verwachting dat elke extra belasting al tot een toename van de schade zal leiden. Dit risico is alleen te minimaliseren door het toepassen van trillingsarme/vrije installatietechniek voor palen/damwandplanken. Zelfs dan kunnen hierdoor in deze woningen alsmede door passerend bouwverkeer binnen de TB-grenzen voelbare trillingen optreden. Om het risico op schadetoename in deze zeer slechte staat verkerende woningen weg te nemen is het te overwegen om tot aankoop ervan over te gaan.”(pag.43)
2.12.
In het Memo risicobeschouwing trillingsschade woningen van Rijkswaterstaat van 20 oktober 2017 staat het volgende:
Geotechnisch onderzoek [onleesbaar gemaakt] en Nebest“Door [onleesbaar gemaakt] is een verkennend onderzoek uitgevoerd om een eerste inschatting te kunnen maken op het risico van trillingsschade. Toen duidelijk werd dat het risico op trillingsschade aanwezig was, heeft Nebest nader onderzoek gedaan. Met dit onderzoek is ontbrekende informatie aangevuld en is de grootte van het invloedsgebied van de tunnel en door wegverkeer in beeld gebracht. Ook is door Nebest onderzoek gedaan naar de woningen in de nabijheid van het project om in te kunnen schatten in hoeverre deze in staat zijn om deze trillingen zonder schade te kunnen weerstaan. Hierbij is uitgegaan van heiwerk en het trillen van damwanden. (…) Een speciale kanttekening is door Nebest gemaakt voor het woningblok [adres 1, 2 en 3] . Omdat de constructieve staat van dit woningblok zeer slecht is, is de verwachting dat elke extra belasting al tot een toename van de schade zal leiden.
Second Opinion op geotechnisch onderzoek Fugro/IFCO
Aan Fugro/IFCO is vervolgens gevraagd of zij de conclusies uit het onderzoek van Nebest kunnen onderschrijven en of het mogelijk is om tijdens de bouw maatregelen te nemen om te voorkomen dat er constructieve schade optreedt aan woningen. Fugro/IFCO onderschrijft dat er maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat diverse woningen langs de [Straatnaam] , de Rottebandreef en de Grondweg /Bergweg-Zuid beschadigen. Ook bevestigen zij dat door de slechte constructieve staat van het woningblok [onleesbaar gemaakt: [adres 1, 2 en 3] ] er een grote kans is dat deze woningen ernstig beschadigen. Het woningblok is niet in staat om grotere trillingen dan die veroorzaakt door het normale verkeer op de [Straatnaam] op te nemen. De verwachting is dat trillingen als gevolg van bouwwerkzaamheden of bouwverkeer zullen leiden tot verdere constructieve schade. Ook geven de experts aan dat dit woonblok niet volgens de gangbare normering voor trillingen [SBRCUR Meten en beoordelingen van trillingen deel A] beoordeeld kan worden vanwege de slechte constructieve staat. (…) Voor alle woningen langs de [Straatnaam] (uitgezonderd nummers [onleesbaar gemaakt: [adres 1, 2 en 3] ]), de Rottebanddreef en de Grindweg /Bergweg Zuid kan door het nemen van deze maatregelen[trillingsarme uitvoeringswijzen, Rb]
voorkomen worden dat er constructieve schade optreedt. Voor woningblok [onleesbaar gemaakt: [adres 1, 2 en 3] ] zijn er verdergaande maatregelen noodzakelijk. Elke optredende trilling kan leiden tot constructieve schade in dit woningblok. Het voorkomen van elke trilling bij de werkzaamheden die voor de aanleg van de A16 Rotterdam noodzakelijk zijn is niet mogelijk. Daarom volgt uit het uitgevoerd geotechnisch onderzoek het advies om in dit specifieke geval over te gaan tot minnelijke aankoop van deze woningen.”
2.13.
Op 9 december 2017 heeft er een gesprek over de aankoop van de woningen [adres 1-adres 3] plaatsgevonden tussen eisers , Rijkswaterstaat en een door hem ingeschakelde taxateur.
2.14.
Bij e-mail van 13 februari 2018 heeft de gemachtigde van eisers aan Rijkswaterstaat bericht:
“(..) Tot grote teleurstelling van de bewoners heeft u mij inmiddels laten weten dat na bestudering van het dossier slechts mandaat verkregen zou kunnen worden om de woningen aan te kopen tegen marktwaarde. Hierdoor ontstaat voor de bewoners een zere ongemakkelijke en risicovolle situatie. Het 2e bouwkundig rapport watnade besluitvorming van de Raad van State naar buiten is gebracht laat geen twijfel meer bestaan voor de onaanvaardbare risico’s voor de bewoners. Het gaat niet aan om deze risico’s bij de bewoners te laten door ze een volledige schadelosstelling te ontzeggen. (..) Op voorhand wil ik u namens de bewoners mededelen dat zodra Rijkswaterstaat voet bij stuk houdt door slechts tegen de marktwaarde aan te willen kopen, dit als onbehoorlijk bestuur kan worden aangemerkt en ook als zodanig wereldkundig zal worden gemaakt. Het kan toch niet zo zijn dat Rijkswaterstaat het vaststaande risico van instortingsgevaar en daarmee ernstig lichamelijk letsel bewust bij de bewoners laat. Zo kunt u toch niet met de bewoners omgaan.”
2.15.
Bij brief van 1 mei 2018 heeft Rijkswaterstaat eisers (en de overige bewoners van het woningblok) een voorstel tot verkoop van hun woning gedaan, tegen de marktwaarde zoals getaxeerd op 15 maart 2017, onder voorbehoud van nader uit te voeren bodemonderzoek en onder voorbehoud van interne goedkeuring van het taxatierapport.
2.16.
Op 5 juli 2018 heeft Rijkswaterstaat eisers (en de overige bewoners van het woningblok) per e-mail bericht dat de aangetroffen bodemverontreiniging geen beletsel vormt voor de aankoop en dat het nu aan de eigenaren is om aan te geven of zij akkoord gaan met het aanbod dat door Rijkswaterstaat is gedaan, onder voorbehoud van interne goedkeuring van het taxatierapport. Ook staat in dit bericht dat de opsteller daarvan afstemming heeft gehad met Rijkswaterstaat over de vraag van één van de partijen naar de mogelijkheid om een eerste optie tot terugkoop overeen te komen. De uitkomst van die afstemming is in deze e-mail onleesbaar gemaakt.
2.17.
Eisers hebben het aanbod tot aankoop van hun woning geaccepteerd. Bij dit aanbod heeft Rijkswaterstaat de slechte staat van de fundering en de bodemvervuiling buiten beschouwing gelaten. Op 25 oktober 2018 is de koopovereenkomst getekend; op 29 november 2018 is het perceel aan Rijkswaterstaat geleverd. Tot april 2019 hebben eisers huurvrij in de woning kunnen verblijven.
2.18.
De bewoners van [adres 3] (hierna: de buren), beiden op leeftijd, gingen niet akkoord met het aanbod dat zij hadden ontvangen en bleven in hun woning wonen.
2.19.
De bouwwerkzaamheden aan de A16 Rotterdam zijn rond oktober 2019 begonnen.
2.20.
Rijkswaterstaat heeft vanaf januari 2020 alternatieve huisvesting gezocht voor de buren. Op 5 oktober 2020 is er een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen Rijkswaterstaat en de buren, waarin de reeds tussen hen gemaakte afspraken zijn opgenomen. In oktober 2020 zijn de buren (tijdelijk) verhuisd, op kosten van Rijkswaterstaat . Met de buren was ook overeengekomen dat hun woning, als onderdeel van het woningblok, zou worden gesloopt. Als schadevergoeding heeft Rijkswaterstaat de waarde van de opstallen vergoed, op basis van een taxatierapport van 19 februari 2021. De buurvrouw is kort na de verhuizing overleden. De gemeente Lansingerland heeft toegestaan dat de buurman (tijdelijk) in een portacabin op zijn perceel mocht blijven wonen, totdat zijn zoon daarop een huis zou bouwen. De portacabin is door de buurman zelf aangeschaft en op zijn perceel geplaatst.
2.21.
Het gehele woningblok aan de [adres 1-adres 3] is eind 2020 gesloopt. Daarbij is de bodem gesaneerd, omdat dit een voorwaarde was voor de sloop.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen dat de rechtbank voor recht verklaart dat Rijkswaterstaat aansprakelijk is voor de schade die zij hebben geleden door het handelen van Rijkswaterstaat . Daarnaast vorderen zij de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure ter vaststelling van de te vergoeden materiële en immateriële schade. Tot slot vorderen eisers dat de rechtbank Rijkswaterstaat veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Eisers leggen aan hun vorderingen – samengevat – ten grondslag dat Rijkswaterstaat jegens hen een onrechtmatige daad heeft gepleegd door in het traject dat heeft geleid tot de verkoop van hun woning onzorgvuldig te handelen, in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Rijkswaterstaat heeft geen regeling met hen getroffen op grond van de Onteigeningswet, terwijl volgens hen duidelijk is dat hun woning op de lijst van te amoveren objecten in het Tracébesluit had moeten staan, waardoor zij een volledige schadeloosstelling zouden hebben ontvangen. Rijkswaterstaat heeft in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur ook geen andere regeling met hen getroffen die recht deed aan de situatie. Eisers hebben meermalen te kennen gegeven dat zij aan de [adres 1] wilden blijven wonen of na voltooiing van de werkzaamheden daarheen wilden terugkeren, maar die mogelijkheid is hen niet geboden. Dit terwijl met de buurman wel een regeling is getroffen die erin voorziet dat hij kan terugkeren. Rijkswaterstaat heeft eisers daarbij niet volledig ingelicht en gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Tot slot verwijten eisers Rijkswaterstaat dat hij steeds strategisch heeft gehandeld en daarbij zijn eigen belang voorop heeft gesteld, onder andere door de gemeente Lansingerland te vragen hun woningblok onbewoonbaar te verklaren. Eisers stellen door het handelen van Rijkswaterstaat zowel materiële als immateriële schade te hebben geleden.
3.3.
Rijkswaterstaat voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eisers in de proceskosten. Volgens Rijkswaterstaat heeft hij hen niet onzorgvuldig of ongelijk behandeld. Vanwege de formele rechtskracht kan het Tracébesluit niet meer worden aangevochten in deze procedure. Er is dus geen recht op een schadeloosstelling conform de Onteigeningswet. Wel heeft Rijkswaterstaat bij wijze van uitzondering voor het woningblok van eisers , dat buiten de grenzen van het Tracébesluit lag, geprobeerd het risico op schade voor de bewoners uit te sluiten door deze woningen aan te kopen. Daarbij is aan alle bewoners dezelfde informatie verschaft. Omdat de buurman eigenaar van het perceel is gebleven, heeft hij kunnen terugkeren. Toen in 2019 bleek dat er niet trillingsarm gebouwd kon worden door de aannemer, ontstond er een reële kans op constructieve schade aan het woningblok. De buurman is toen tijdelijk verhuisd zodat de werkzaamheden door konden gaan. De kosten daarvan zijn voor rekening van Rijkswaterstaat gekomen. De regeling met de buurman dateert van eind 2020 en is onder heel andere omstandigheden tot stand gekomen dan de regeling met eisers . Rijkswaterstaat betwist dat hij de gemeente zou hebben gevraagd om het woningblok onbewoonbaar te verklaren. Ook betwist Rijkswaterstaat (de hoogte van) de door eisers opgevoerde schadeposten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of Rijkswaterstaat aansprakelijk is voor de door eisers gestelde schade wegens een door hem gepleegde onrechtmatige daad, en zo ja, of de zaak moet worden verwezen naar de schadestaatprocedure.
4.2.
Van een onrechtmatige daad is sprake in geval van een inbreuk op een recht of een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, tenzij er een rechtvaardigingsgrond is (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW)). De stelplicht en bewijslast rusten daarbij op eisers : zij moeten feiten en omstandigheden aandragen – en zo nodig bewijzen – die de conclusie rechtvaardigen dat Rijkswaterstaat onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en dat zij daardoor schade hebben geleden.
I. Onrechtmatig handelen?
4.3.
Ter onderbouwing van hun stelling dat Rijkswaterstaat onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld hebben eisers ten eerste aangevoerd dat Rijkswaterstaat met hen een regeling had moeten treffen op grond van de Onteigeningswet omdat uit het Fugro-rapport blijkt dat hun woning op de lijst van te amoveren objecten had moeten staan.
4.4.
Dit betoog slaagt niet. In deze procedure kan niet (opnieuw) worden getoetst of de woning van eisers op grond van de Onteigeningswet had moeten worden aangekocht. Bij uitspraak van 2 augustus 2017 heeft de Afdeling het beroep van eisers ongegrond verklaard. De Afdeling heeft onder meer geoordeeld dat het de minister vrijstond de woningen van eisers niet op de lijst van in het kader van het Tracébesluit A16 Rotterdam te verwijderen objecten te plaatsen. Eisers menen weliswaar dat het Fugro-rapport dat na deze uitspraak is verschenen tot een andere uitspraak zou kunnen hebben geleid, maar zij hebben de Afdeling niet om herziening van deze uitspraak verzocht. Het Tracébesluit A16 Rotterdam staat met de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2017 dus in rechte vast.
De rechtbank moet op grond van het beginsel van de formele rechtskracht ervan uitgaan dat het Tracébesluit A16 Rotterdam , zowel wat betreft de wijze van totstandkoming als wat betreft de inhoud daarvan, in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften en met algemene rechtsbeginselen, en dus rechtmatig is.
4.5.
Eisers hebben verder aangevoerd dat Rijkswaterstaat onrechtmatig heeft gehandeld door hun niet de mogelijkheid te bieden na afronding van de werkzaamheden naar hun perceel/woning terug te keren. Zij hebben steeds naar voren gebracht dat zij op die unieke locatie wilden blijven wonen dan wel daarheen wilden terugkeren. Het aanbod van Rijkswaterstaat in 2018 tot aankoop van hun woning hebben zij onder druk geaccepteerd. Eisers konden niet anders dan verkopen: het was na alle onderzoeken duidelijk dat hun woning de geplande werkzaamheden voor de aanleg van de A16 niet zou overleven en dat het te gevaarlijk was om tijdens de werkzaamheden in de woning te blijven wonen. Zij konden geen risico nemen vanwege de zorg voor hun destijds nog jonge kind. Binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden moesten de woningen aan de [adres 1-adres 3] al worden gestut vanwege instortingsgevaar. De buurman was oud en had niets te verliezen; hij heeft het risico genomen en heeft daarom wel kunnen terugkeren naar zijn perceel. Als eisers geweten hadden dat terugkeer naar hun perceel wel mogelijk was, waren zij nooit akkoord gegaan met de verkoop van hun woning.
4.6.
Rijkswaterstaat betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Hij heeft erop gewezen dat de met de buurman in 2020 getroffen regeling tot stand is gekomen onder geheel andere omstandigheden dan die zich in 2018 voordeden in de situatie van eisers . De buurman heeft zijn perceel met woning niet verkocht aan Rijkswaterstaat . Hij is dus eigenaar van het perceel gebleven en heeft daarom kunnen terugkeren. Er bestaat volgens Rijkswaterstaat niet zoiets als een recht op terugkeer. Eisers hebben hun woning vrijwillig verkocht aan Rijkswaterstaat , zonder terugkeeroptie. Zij hebben bovendien een goede prijs voor hun woning ontvangen, waarbij de slechte fundering en bodemvervuiling buiten beschouwing zijn gelaten.
4.7.
Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het handelen van Rijkswaterstaat geldt het uitgangspunt dat een overheidslichaam ook bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals in dit geval de koopovereenkomst, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht moet nemen (artikel 3:14 BW). Dit geldt ook voor de beslissing onder welke voorwaarden het een overeenkomst tot koop van een onroerende zaak sluit (vgl. HR 26 november 2021, ECLI:NL: HR :2021:1778).
4.8.
De rechtbank hecht bij deze beoordeling veel waarde aan het memo aankoop woningen van Rijkswaterstaat van 24 april 2017 en het memo risicobeschouwing trillingsschade woningen van 20 oktober 2017, naar aanleiding van het rapport van Fugro van diezelfde datum. Daarin was vastgesteld dat de woningen aan de [adres 1-adres 3] vanwege hun conditie zeer kwetsbaar waren voor trillingen en (verschil)zakking en de uitvoering van het Tracébesluit A16 Rotterdam waarschijnlijk niet zouden doorstaan. In het memo aankoop woningen van Rijkswaterstaat van 24 april 2017 staat immers:
“Gezien de korte afstand tot de toekomstige bouwwerkzaamheden, de aanwezige zettingsgevoelige ondergrond en de bouwkundige staat van de objecten bestaat het risico dat de panden tijdens de bouw zulke grote constructieve schade oplopen dat de woningen niet meer bewoonbaar zullen zijn.”.
En het memo risicobeschouwing trillingsschade woningen bevestigde dit nog eens:
“Ook bevestigen zij [Fugro/IFCO, Rb] dat door de slechte constructieve staat van het woningblok [onleesbaar gemaakt: [adres 1, 2 en 3] ] er een grote kans is dat deze woningen ernstig beschadigen. Het woningblok is niet in staat om grotere trillingen dan die veroorzaakt door het normale verkeer op de [Straatnaam] op te nemen. De verwachting is dat trillingen als gevolg van bouwwerkzaamheden of bouwverkeer zullen leiden tot verdere constructieve schade. Ook geven de experts aan dat dit woonblok niet volgens de gangbare normering voor trillingen [SBRCUR Meten en beoordelingen van trillingen deel A] beoordeeld kan worden vanwege de slechte constructieve staat. (…) Voor alle woningen langs de [Straatnaam] ( (uitgezonderd nummers [onleesbaar gemaakt: [adres 1, 2 en 3] ]), de Rottebanddreef en de Grindweg /Bergweg Zuid), de Rottebanddreef en de Grindweg /Bergweg Zuid kan door het nemen van deze maatregelen [trillingsarme uitvoeringswijzen, Rb] voorkomen worden dat er constructieve schade optreedt. Voor woningblok [onleesbaar gemaakt: [adres 1, 2 en 3] ] zijn er verdergaande maatregelen noodzakelijk. Elke optredende trilling kan leiden tot constructieve schade in dit woningblok. Het voorkomen van elke trilling bij de werkzaamheden die voor de aanleg van de A16 Rotterdam noodzakelijk zijn is niet mogelijk. Daarom volgt uit het uitgevoerd geotechnisch onderzoek het advies om in dit specifieke geval over te gaan tot minnelijke aankoop van deze woningen.”
4.9.
De rechtbank leidt hieruit af dat Rijkswaterstaat er al in 2017 mee bekend was dat de bouwwerkzaamheden een reëel risico op ernstige constructieve schade aan het woningblok zouden opleveren, wat een ernstig gevaar zou vormen voor de bewoners van [adres 1-adres 3] als zij tijdens de werkzaamheden in hun woningen zouden blijven.
Het verzoek van Rijkswaterstaat om mandaat te verlenen om in onderhandeling te mogen treden over de aankoop van deze woningen, als genoemd in het memo van 24 april 2017, wijst erop dat Rijkswaterstaat zich hiervan bewust was. Uit een eerder memo van Rijkswaterstaat van 18 november 2015 (zie onder 2.4) blijkt immers dat aankoop door Rijkswaterstaat alleen mogelijk was bij wijze van uitzondering als er ernstige bouwkundige schade aan de woningen werd verwacht, waarbij met ernstig werd gedoeld op constructieve schade dan wel schade die de veiligheid van bewoners in gevaar bracht. Deze mogelijkheid werd opnieuw benoemd in Factsheet onderzoek risico bouwschade van 9 mei 2017.
Desondanks heeft Rijkswaterstaat eisers in 2018 slechts de keuze gelaten tussen akkoord gaan met verkoop van hun woning (zonder terugkoopoptie), of daarmee niet akkoord gaan en tijdens de werkzaamheden met hun kind in de woning blijven wonen. Deze keuze was gelet op het door deskundigen vastgestelde ernstige veiligheidsrisico voor een gezin met een klein kind geen echte keuze.
4.10.
Daarbij komt dat eisers sinds de indiening van hun zienswijze op de Trajectnota in 2009 kenbaar hebben gemaakt dat zij in hun woning aan de [adres 1] wilden blijven wonen. In het traject naar de aankoop van hun woning door Rijkswaterstaat hebben zij in juli 2018, toen het hun duidelijk was dat zij niet in de woning konden blijven vanwege de verwachte constructieve schade, Rijkswaterstaat ook gevraagd om een mogelijkheid tot terugkoop nadat de werkzaamheden zouden zijn afgerond.
4.11.
Inmiddels staat vast dat terugkeer naar de locatie [adres 1] ook mogelijk was: de percelen [adres 1-adres 3] vielen buiten de grenzen van het Tracébesluit, Rijkswaterstaat had de percelen niet nodig voor het project A16 Rotterdam , en de buurman is inmiddels teruggekeerd naar zijn perceel aan de [adres 3] . Het gegeven dat de regeling met de buurman is getroffen in 2020 in plaats van in 2018, is in dit kader niet relevant. Het feit dat het in 2020 nog duidelijker was welke veiligheidsrisico’s de werkzaamheden aan de A16 Rotterdam meebrachten voor de bewoners van het woonblok, doet niet af aan het feit dat die risico’s in 2018 al zodanig duidelijk waren dat Rijkswaterstaat de onderhandelingen met eisers niet had mogen voeren zoals hij heeft gedaan.
4.12.
Door de meermalen aan Rijkswaterstaat kenbaar gemaakte persoonlijke belangen van eisers bij terugkeer naar het perceel [adres 1] niet, althans niet kenbaar, te betrekken bij de door hem aangeboden regeling, en door hen slechts één aanbod te doen dat niet tegemoet kwam aan die persoonlijke belangen maar dat eisers vanwege het dreigende instortingsgevaar niet werkelijk konden afslaan (zodat van vrije wilsvorming kenbaar geen sprake was), heeft Rijkswaterstaat gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 en 3:4 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb)) en het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4 lid 2 Awb). Dit is jegens eisers onrechtmatig.
4.13.
Gelet op dit oordeel zal de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht toewijzen. Dit betekent dat wat eisers verder hebben aangevoerd ter onderbouwing van hun standpunt dat Rijkswaterstaat onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, niet meer hoeft te worden besproken.
II. Verwijzing naar de schadestaatprocedure ?4.14. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is het voldoende dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden aannemelijk is gemaakt ( zie HR 17 oktober 1997, ECLI:NL: HR :1997:ZC2460 en HR 30 juni 2006, ECLI:NL: HR :2006: AX6246).
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat dit criterium is voldaan. Eisers hebben ter zitting een door hen opgestelde berekening van geleden en nog te lijden schade overgelegd. Daarin wordt hun materiële schade begroot op een bedrag van € 636.535,-. De in 2018 van Rijkswaterstaat ontvangen koopprijs is daarin verdisconteerd. De concrete schadefactoren betreffen verhuis- en herinrichtingskosten, huisvestingslasten van een vervangende woning over de periode 2019 tot en met 2026, de bouw van een nieuwe woning en de misgelopen waardestijging van hun woning door de verkoop ervan.
Nu gedetailleerde specificaties en onderliggende offertes in het dossier ontbreken, het dossier geen stukken bevat over de immateriële schade en deze niet is becijferd, is de rechtbank niet in staat om de schade te begroten. Daar komt bij dat Rijkswaterstaat nog niet op de begroting van de schadeposten door eisers heeft kunnen reageren. De rechtbank zal de zaak daarom verwijzen naar de schadestaatprocedure opdat de schade daarin kan worden vastgesteld. In die procedure kunnen het causaal verband en andere punten die de omvang van de aansprakelijkheid betreffen aan de orde komen. ( Zie HR 16 april 2010, ECLI:NL:2010, r.o. 3.5.4 en HR 27 oktober 2017, ECLI:NL: HR :2017:2774, r.o. 3.4.3)
Proceskosten
4.16.
Rijkswaterstaat is de in het ongelijk gestelde partij en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van eisers betalen. De rechtbank begroot die proceskosten op:
- dagvaarding
119,21
- griffierecht
309,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2 punten × € 598,00)
- nakosten
173,00
Totaal
1.797,21
4.17.
Eisers hebben in de dagvaarding van 13 juli 2021 gevorderd dat de nakosten worden begroot op (iets) lagere bedragen, die overeenkomen met de oude tarieven. Omdat het forfaitaire vergoedingen betreft, houdt de rechtbank de nu geldende tarieven aan, te weten € 173 als het vonnis niet wordt betekend, en nog eens € 90 aan salaris en de explootkosten als wel wordt betekend.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat Rijkswaterstaat aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden door het onrechtmatig handelen van Rijkswaterstaat ;
5.2.
veroordeelt Rijkswaterstaat tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat;
5.3.
veroordeelt Rijkswaterstaat in de proceskosten van € 1.797,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Rijkswaterstaat niet tijdig betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Rijkswaterstaat € 90 extra aan eisers betalen, plus de kosten van betekening;
5.4.
veroordeelt Rijkswaterstaat in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.5.
verklaart deze uitspraak – met uitzondering van 5.1 – uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.
3051