ECLI:NL:RBDHA:2023:17906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
NL23.17315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning op humanitaire gronden en beroep ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot wijziging van het doel van de beperking van een verblijfsvergunning. Eiser, die op 28 februari 2019 een asielaanvraag indiende en later aangifte deed van mensenhandel, had een tijdelijke verblijfsvergunning gekregen die op 20 mei 2019 werd ingetrokken. Eiser verzocht om wijziging van zijn verblijfsvergunning naar 'humanitair niet-tijdelijk', maar deze aanvraag werd afgewezen omdat hij niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en er geen redenen waren om hem van dit vereiste vrij te stellen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, aangezien eiser de aanvraag meer dan twee jaar na de afloop van zijn tijdelijke verblijfsvergunning had ingediend. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat het mvv-vereiste voor eiser gold en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Eiser had ook geen voldoende bewijs geleverd dat hij bij terugkeer naar Nigeria zou worden revictimiseerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitviel, gezien zijn korte periode van rechtmatig verblijf en de omstandigheden in Nigeria.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: NL23.17315
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

1. Eiser heeft op 28 februari 2019 een asielaanvraag ingediend. Op 17 april 2019 heeft hij aangifte van mensenhandel gedaan.
2. Naar aanleiding van deze aangifte heeft verweerder eiser een tijdelijke verblijfsvergunning verleend op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), geldig van 17 april 2019 tot 17 april 2020. Op
20 mei 2019 heeft het Openbaar Ministerie besloten om het onderzoek naar aanleiding van eisers aangifte te seponeren. Met het besluit van 8 augustus 2019 heeft verweerder eisers verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ ingetrokken met ingang van 20 mei 2019. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 27 augustus 2021 heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen. De rechtbank heeft het beroep dat eiser tegen dit besluit heeft ingesteld op
30 september 2021 ongegrond verklaard (zaaknummer NL21.14078). Op 20 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen (zaaknummers 202106363/1 /V3 en 202106363/2/V3).
4. Eiser heeft op 14 oktober 2021 een aanvraag ingediend om wijziging van het doel van de beperking van zijn verblijfsvergunning in ‘humanitair niet-tijdelijk’.
5. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 juli 2022 afgewezen omdat eiser niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en er geen reden is om eiser van het mvv-vereiste vrij te stellen. Ook heeft verweerder eiser met dit besluit een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
6. Met het bestreden besluit van 12 juni 2023 is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
7. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Hij heeft ook de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer NL23.17316).
8. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
9. Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 3 oktober 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser,
A.K. Umar als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht
10. Eiser stelt dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om vrijstelling daarvan. De rechtbank beslist dat aannemelijk is dat eiser niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft hij geen griffierecht te betalen.
Voortgezet verblijf na verblijf als slachtoffer of slachtoffer-aangever van mensenhandel
11. Eiser voert aan dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.51, derde lid, van het Vb in samenhang met artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder f, van het Voorschrift Vreemdelingen (VV). Verweerder heeft ten onrechte slechts beoordeeld of er reden is voor vrijstelling van het mvv-vereiste maar had ook moeten toetsen of eiser gezien zijn ervaringen als slachtoffer van mensenhandel in aanmerking komt voor voortgezet verblijf.
12. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om wijziging van het doel van de beperking van de verblijfsvergunning in ‘humanitair niet-tijdelijk’ beoordeeld als een aanvraag om eerste toelating, waarbij het mvv-vereiste geldt. De rechtbank oordeelt dat verweerder dit, gelet op het bepaalde in de artikelen 3.80 en 3.82 van het Vb en hoofdstuk B1/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) ook heeft mogen doen. Eiser heeft immers de aanvraag om wijziging van de beperking ingediend meer dan twee jaar nadat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden was geëindigd. Niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding eiser niet is toe te rekenen. Hierbij heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat eiser er bewust voor heeft gekozen om niet eerder de onderhavige aanvraag in te dienen en eerst de beslissing op zijn asielaanvraag af te wachten. In het voornemen van 21 juni 2019 tot intrekking van eisers verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden heeft verweerder eiser reeds gewezen op de mogelijkheid om de onderhavige aanvraag in te dienen. De gevolgen van het feit dat eiser dat niet heeft gedaan komen voor zijn eigen rekening en risico.
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich dan ook terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor eiser het mvv-vereiste geldt. Eisers ter zitting gedane beroep op de vrijstellingsgrond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De aanwijzing van deze categorie vreemdelingen die in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet los worden gezien van het doel en de aard van het verblijf
waarvoor de aanvraag is gedaan. Deze vrijstellingsgrond ziet dus op slachtoffers of getuigen van mensenhandel die aangifte doen - of op andere wijze hun medewerking verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek - en aan wie de in artikel 3.48, eerste lid, van het Vb (verder uitgewerkt in paragraaf B8/3 van de Vc) bedoelde (tijdelijke) verblijfsvergunning kan worden verleend zolang dit onderzoek nog loopt. Ook wordt vrijstelling van het mvv-vereiste verleend als een slachtoffer-aangever van mensenhandel tijdig vraagt om wijziging van de beperking van deze verblijfsvergunning. In dat geval toetst verweerder de aanvraag inhoudelijk aan het beleid zoals neergelegd in paragraaf B9/12 van de Vc. Omdat eiser de aanvraag om voortgezet verblijf niet tijdig heeft gedaan heeft verweerder, zoals hiervoor al is overwogen, terecht gesteld dat voor eiser het mvv-vereiste geldt. Eisers stelling dat verweerder de aanvraag ten onrechte niet inhoudelijk heeft beoordeeld onderschrijft de rechtbank dan ook niet. De beroepsgrond slaagt niet.
Vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule
14. Eiser voert verder aan dat hij van het mvv-vereiste moet worden vrijgesteld op grond van de hardheidsclausule. Er is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat hij slachtoffer is geworden van mensenhandel in zijn land van herkomst. Dit feit is door verweerder in de asielprocedure geloofwaardig geacht. Het getuigt van onredelijke hardheid om eiser terug te sturen naar Nigeria nu uit medische stukken blijkt dat hij vanwege zijn ervaringen als slachtoffer van mensenhandel ernstig is getraumatiseerd.
15. Op grond van artikel 3.71, derde lid, van het Vb wijst verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet af wegens het ontbreken van een geldige mvv als dit leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (de hardheidsclausule).
16. Over het beroep op de hardheidsclausule overweegt de rechtbank dat toepassing van de hardheidsclausule beperkt is tot zeer uitzonderlijke gevallen die door de wet- en regelgever niet zijn voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd aangegeven waarom hetgeen eiser in dit verband heeft aangevoerd niet is aan te merken als bijzonder genoeg voor toepassing van de hardheidsclausule.
17. Over eisers stelling dat hij vreest dat er bij terugkeer sprake zal zijn van revictimisatie heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt mogen stellen dat eiser bij Altrecht een traumabehandeling krijgt en dat hij de tijdens dit behandeltraject opgedane vaardigheden kan inzetten in Nigeria. Ter zitting bij de rechtbank heeft eiser verklaard dat deze behandeling bij Altrecht inmiddels is afgerond. Verder is gesteld noch gebleken dat eiser in Nigeria geen psychische behandeling kan krijgen. Daarnaast blijkt uit de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende adviezen van het Bureau Medische Advisering dat het voortijdig stopzetten van de behandeling ook niet zou leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Verder heeft verweerder van belang mogen achten dat - indien nodig - het IOM eiser kan bijstaan met ondersteuning bij zijn medische situatie. Het IOM kan eiser onder meer helpen met onderzoek of zijn behandeling in Nigeria beschikbaar is en eiser kan worden doorverwezen naar en overgedragen aan medische instellingen aldaar. Ook wordt er door het IOM financiële ondersteuning ter bevordering van het verkrijgen van behandeling aangeboden. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat niet aannemelijk is dat bij terugkeer sprake zal zijn van revictimisatie in die mate dat van eiser niet verwacht kan worden dat hij terugkeert naar Nigeria. Verweerder heeft daarbij van
belang mogen achten dat geen risico op represailles wordt aangenomen en dat eiser bovendien een sociaal netwerk in Nigeria heeft. Eisers zussen en moeder wonen immers in [plaats] en eiser heeft nog altijd contact met hen. Zij kunnen eiser indien nodig steunen bij het opbouwen van zijn leven in Nigeria. Daarnaast heeft eiser tijdens de hoorzitting in bezwaar verklaard dat hij in staat is om voor zichzelf te zorgen. Eiser is een jong volwassen man, doet (vrijwilligers) werk en volgt een kappersopleiding in Nederland zodat van hem verwacht mag worden dat hij zijn leven in Nigeria weer kan opbouwen. In dit verband heeft verweerder er nog op gewezen dat repatrianten in Lagos worden opgevangen in een transitcentrum van het IOM, de National Commission for Refugees, Migrants and Internally Displaced Persons (NCRFMI) en het Lagos State Emergency Management Agency (LASEMA). Daar kunnen zij twee tot twaalf nachten blijven en zij hebben daar toegang tot medische en psychosociale ondersteuning.1 Wat betreft de opvangmogelijkheden bij terugkeer heeft verweerder er in het verweerschrift nog op gewezen dat in geval van risico op hernieuwde smokkel voor uitbuiting er aanvullende opvang kan worden geboden2 en dat er daarnaast in [plaats] waar eisers familie woont, een programma is opgezet waarin teruggekeerde jongeren worden opgeleid om nieuwe terugkeerders te helpen bij hun re- intgratie.3
18. Verweerder heeft verder van belang mogen achten dat de rechtbank in de uitspraak van 30 september 2021 in eisers asielprocedure al heeft geconcludeerd dat eisers problemen met de mensenhandelaar/mensensmokkelaar niet in de weg staan aan terugkeer naar Nigeria nu een risico op represailles niet wordt aangenomen. Verweerder heeft er hierbij op mogen wijzen dat de rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor [A] dan wel dat hij anderszins bescherming nodig heeft. De rechtbank heeft bij haar oordeel het ambtsbericht Nigeria van maart 2021 en de richtlijnen van EASO betrokken. Over wat eiser heeft aangevoerd over het ambtsbericht van januari 2023 heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat dit geen ander licht werpt op hetgeen de rechtbank heeft overwogen in de uitspraak van 30 september 2021 over de kans op represailles van mensensmokkelaar [A] bij terugkeer van eiser. Ook uit dit laatste ambtsbericht volgt niet dat terugkeerders een reëel risico lopen om opnieuw in de prostitutie terecht te komen, waarbij verweerder er op wijst dat in het ambtsbericht staat vermeld dat personen die terugkeren voordat zij hun schuld hebben afbetaald niet automatisch het risico lopen op hernieuwde smokkel en uitbuiting.4 Voor wat betreft eiser persoonlijk heeft verweerder er op mogen wijzen dat nergens uit blijkt dat eiser thans wel van [A] te vrezen heeft. Uit wat eiser tijdens de hoorzitting heeft verklaard blijkt dat eiser sinds zijn vertrek uit Italië niets meer van [A] heeft gehoord en ook zijn familieleden hebben niets van hem of van anderen uit [A] ’s mensenhandelnetwerk vernomen.
19. Verweerder heeft dus in redelijkheid mogen besluiten om eiser geen vrijstelling van het mvv-vereiste te verlenen op grond van de hardheidsclausule. De beroepsgrond slaagt niet.
1. Zie p. 77-78 van het ambtsbericht van januari 2023.
2 Zie p. 90 van het ambtsbericht van januari 2023.
3 Zie p. 94 van het ambtsbericht van januari 2023.
4 Zie p. 89 van het ambtsbericht van januari 2023.
Vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel van het 8 EVRM
20. Eiser voert verder aan dat verweerder erkent dat hij privéleven heeft opgebouwd in Nederland, deels tijdens legaal verblijf. Eiser meent dat gelet op alle individuele omstandigheden en met name gezien het feit dat hij ernstig is getraumatiseerd als slachtoffer van mensenhandel, de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen.
21. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet vrijgesteld hoeft te worden van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft in het bestreden besluit alle relevante feiten en omstandigheden meegewogen in de belangenafweging en zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.
22. Het uitgangspunt is dat een verblijfsvergunning voor het uitoefenen van privéleven slechts in uitzonderlijke omstandigheden wordt verleend. Verweerder heeft niet ten onrechte in eisers nadeel meegewogen dat eiser maar een zeer korte periode rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad (van 17 april 2019 tot 20 mei 2019) terwijl hij bovendien wist dat sprake was van een tijdelijk verblijfsrecht, namelijk voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van zijn aangifte wegens mensenhandel. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte in het nadeel van eiser meegewogen dat hij na de intrekking van zijn verblijfsvergunning privéleven heeft uitgeoefend in Nederland terwijl hij niet wist of hij in Nederland mocht blijven. Verder heeft verweerder niet ten onrechte bij de belangenafweging betrokken dat eisers banden met Nederland niet sterker zijn dan zijn banden met Nigeria. Eiser is in Nigeria geboren en getogen en heeft dat land, naar eigen zeggen, op tweeëntwintigjarige leeftijd verlaten. Eiser heeft in Nigeria de middelbare school afgerond en in een hotel gewerkt. Hij beheerst de taal (Pidgin Engels) en is bekend met de Nigeriaanse cultuur en gebruiken. Bovendien wonen eisers moeder en zussen nog in Nigeria en heeft eiser nog contact met hen zodat hij niet verstoken is van een sociaal netwerk bij terugkeer. Verder heeft verweerder niet ten onrechte meegewogen dat het feit dat eiser in Nederland werkervaring in de muziek heeft opgedaan en een kappersopleiding heeft gevolgd in zijn voordeel zal werken bij het vinden van werk in Nigeria. In eisers stelling dat hij nog therapie heeft in Nederland heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de belangenafweging in eisers voordeel te laten uitvallen. Bovendien heeft eiser, zoals hiervoor al is overwogen, ter zitting bij de rechtbank verklaard dat de traumabehandeling bij Altrecht inmiddels is afgerond.
23. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus aan de hand van relevante omstandigheden deugdelijk gemotiveerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.