Overwegingen
Vrijstelling griffierecht
10. Eiser stelt dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om vrijstelling daarvan. De rechtbank beslist dat aannemelijk is dat eiser niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft hij geen griffierecht te betalen.
Voortgezet verblijf na verblijf als slachtoffer of slachtoffer-aangever van mensenhandel
11. Eiser voert aan dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.51, derde lid, van het Vb in samenhang met artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder f, van het Voorschrift Vreemdelingen (VV). Verweerder heeft ten onrechte slechts beoordeeld of er reden is voor vrijstelling van het mvv-vereiste maar had ook moeten toetsen of eiser gezien zijn ervaringen als slachtoffer van mensenhandel in aanmerking komt voor voortgezet verblijf.
12. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om wijziging van het doel van de beperking van de verblijfsvergunning in ‘humanitair niet-tijdelijk’ beoordeeld als een aanvraag om eerste toelating, waarbij het mvv-vereiste geldt. De rechtbank oordeelt dat verweerder dit, gelet op het bepaalde in de artikelen 3.80 en 3.82 van het Vb en hoofdstuk B1/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) ook heeft mogen doen. Eiser heeft immers de aanvraag om wijziging van de beperking ingediend meer dan twee jaar nadat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden was geëindigd. Niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding eiser niet is toe te rekenen. Hierbij heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat eiser er bewust voor heeft gekozen om niet eerder de onderhavige aanvraag in te dienen en eerst de beslissing op zijn asielaanvraag af te wachten. In het voornemen van 21 juni 2019 tot intrekking van eisers verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden heeft verweerder eiser reeds gewezen op de mogelijkheid om de onderhavige aanvraag in te dienen. De gevolgen van het feit dat eiser dat niet heeft gedaan komen voor zijn eigen rekening en risico.
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich dan ook terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor eiser het mvv-vereiste geldt. Eisers ter zitting gedane beroep op de vrijstellingsgrond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De aanwijzing van deze categorie vreemdelingen die in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet los worden gezien van het doel en de aard van het verblijf
waarvoor de aanvraag is gedaan. Deze vrijstellingsgrond ziet dus op slachtoffers of getuigen van mensenhandel die aangifte doen - of op andere wijze hun medewerking verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek - en aan wie de in artikel 3.48, eerste lid, van het Vb (verder uitgewerkt in paragraaf B8/3 van de Vc) bedoelde (tijdelijke) verblijfsvergunning kan worden verleend zolang dit onderzoek nog loopt. Ook wordt vrijstelling van het mvv-vereiste verleend als een slachtoffer-aangever van mensenhandel tijdig vraagt om wijziging van de beperking van deze verblijfsvergunning. In dat geval toetst verweerder de aanvraag inhoudelijk aan het beleid zoals neergelegd in paragraaf B9/12 van de Vc. Omdat eiser de aanvraag om voortgezet verblijf niet tijdig heeft gedaan heeft verweerder, zoals hiervoor al is overwogen, terecht gesteld dat voor eiser het mvv-vereiste geldt. Eisers stelling dat verweerder de aanvraag ten onrechte niet inhoudelijk heeft beoordeeld onderschrijft de rechtbank dan ook niet. De beroepsgrond slaagt niet.
Vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule
14. Eiser voert verder aan dat hij van het mvv-vereiste moet worden vrijgesteld op grond van de hardheidsclausule. Er is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat hij slachtoffer is geworden van mensenhandel in zijn land van herkomst. Dit feit is door verweerder in de asielprocedure geloofwaardig geacht. Het getuigt van onredelijke hardheid om eiser terug te sturen naar Nigeria nu uit medische stukken blijkt dat hij vanwege zijn ervaringen als slachtoffer van mensenhandel ernstig is getraumatiseerd.
15. Op grond van artikel 3.71, derde lid, van het Vb wijst verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet af wegens het ontbreken van een geldige mvv als dit leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (de hardheidsclausule).
16. Over het beroep op de hardheidsclausule overweegt de rechtbank dat toepassing van de hardheidsclausule beperkt is tot zeer uitzonderlijke gevallen die door de wet- en regelgever niet zijn voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd aangegeven waarom hetgeen eiser in dit verband heeft aangevoerd niet is aan te merken als bijzonder genoeg voor toepassing van de hardheidsclausule.
17. Over eisers stelling dat hij vreest dat er bij terugkeer sprake zal zijn van revictimisatie heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt mogen stellen dat eiser bij Altrecht een traumabehandeling krijgt en dat hij de tijdens dit behandeltraject opgedane vaardigheden kan inzetten in Nigeria. Ter zitting bij de rechtbank heeft eiser verklaard dat deze behandeling bij Altrecht inmiddels is afgerond. Verder is gesteld noch gebleken dat eiser in Nigeria geen psychische behandeling kan krijgen. Daarnaast blijkt uit de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende adviezen van het Bureau Medische Advisering dat het voortijdig stopzetten van de behandeling ook niet zou leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Verder heeft verweerder van belang mogen achten dat - indien nodig - het IOM eiser kan bijstaan met ondersteuning bij zijn medische situatie. Het IOM kan eiser onder meer helpen met onderzoek of zijn behandeling in Nigeria beschikbaar is en eiser kan worden doorverwezen naar en overgedragen aan medische instellingen aldaar. Ook wordt er door het IOM financiële ondersteuning ter bevordering van het verkrijgen van behandeling aangeboden. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat niet aannemelijk is dat bij terugkeer sprake zal zijn van revictimisatie in die mate dat van eiser niet verwacht kan worden dat hij terugkeert naar Nigeria. Verweerder heeft daarbij van
belang mogen achten dat geen risico op represailles wordt aangenomen en dat eiser bovendien een sociaal netwerk in Nigeria heeft. Eisers zussen en moeder wonen immers in [plaats] en eiser heeft nog altijd contact met hen. Zij kunnen eiser indien nodig steunen bij het opbouwen van zijn leven in Nigeria. Daarnaast heeft eiser tijdens de hoorzitting in bezwaar verklaard dat hij in staat is om voor zichzelf te zorgen. Eiser is een jong volwassen man, doet (vrijwilligers) werk en volgt een kappersopleiding in Nederland zodat van hem verwacht mag worden dat hij zijn leven in Nigeria weer kan opbouwen. In dit verband heeft verweerder er nog op gewezen dat repatrianten in Lagos worden opgevangen in een transitcentrum van het IOM, de National Commission for Refugees, Migrants and Internally Displaced Persons (NCRFMI) en het Lagos State Emergency Management Agency (LASEMA). Daar kunnen zij twee tot twaalf nachten blijven en zij hebben daar toegang tot medische en psychosociale ondersteuning.1 Wat betreft de opvangmogelijkheden bij terugkeer heeft verweerder er in het verweerschrift nog op gewezen dat in geval van risico op hernieuwde smokkel voor uitbuiting er aanvullende opvang kan worden geboden2 en dat er daarnaast in [plaats] waar eisers familie woont, een programma is opgezet waarin teruggekeerde jongeren worden opgeleid om nieuwe terugkeerders te helpen bij hun re- intgratie.3
18. Verweerder heeft verder van belang mogen achten dat de rechtbank in de uitspraak van 30 september 2021 in eisers asielprocedure al heeft geconcludeerd dat eisers problemen met de mensenhandelaar/mensensmokkelaar niet in de weg staan aan terugkeer naar Nigeria nu een risico op represailles niet wordt aangenomen. Verweerder heeft er hierbij op mogen wijzen dat de rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor [A] dan wel dat hij anderszins bescherming nodig heeft. De rechtbank heeft bij haar oordeel het ambtsbericht Nigeria van maart 2021 en de richtlijnen van EASO betrokken. Over wat eiser heeft aangevoerd over het ambtsbericht van januari 2023 heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat dit geen ander licht werpt op hetgeen de rechtbank heeft overwogen in de uitspraak van 30 september 2021 over de kans op represailles van mensensmokkelaar [A] bij terugkeer van eiser. Ook uit dit laatste ambtsbericht volgt niet dat terugkeerders een reëel risico lopen om opnieuw in de prostitutie terecht te komen, waarbij verweerder er op wijst dat in het ambtsbericht staat vermeld dat personen die terugkeren voordat zij hun schuld hebben afbetaald niet automatisch het risico lopen op hernieuwde smokkel en uitbuiting.4 Voor wat betreft eiser persoonlijk heeft verweerder er op mogen wijzen dat nergens uit blijkt dat eiser thans wel van [A] te vrezen heeft. Uit wat eiser tijdens de hoorzitting heeft verklaard blijkt dat eiser sinds zijn vertrek uit Italië niets meer van [A] heeft gehoord en ook zijn familieleden hebben niets van hem of van anderen uit [A] ’s mensenhandelnetwerk vernomen.
19. Verweerder heeft dus in redelijkheid mogen besluiten om eiser geen vrijstelling van het mvv-vereiste te verlenen op grond van de hardheidsclausule. De beroepsgrond slaagt niet.
1. Zie p. 77-78 van het ambtsbericht van januari 2023.
2 Zie p. 90 van het ambtsbericht van januari 2023.
3 Zie p. 94 van het ambtsbericht van januari 2023.
4 Zie p. 89 van het ambtsbericht van januari 2023.
Vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel van het 8 EVRM
20. Eiser voert verder aan dat verweerder erkent dat hij privéleven heeft opgebouwd in Nederland, deels tijdens legaal verblijf. Eiser meent dat gelet op alle individuele omstandigheden en met name gezien het feit dat hij ernstig is getraumatiseerd als slachtoffer van mensenhandel, de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen.
21. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet vrijgesteld hoeft te worden van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft in het bestreden besluit alle relevante feiten en omstandigheden meegewogen in de belangenafweging en zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.
22. Het uitgangspunt is dat een verblijfsvergunning voor het uitoefenen van privéleven slechts in uitzonderlijke omstandigheden wordt verleend. Verweerder heeft niet ten onrechte in eisers nadeel meegewogen dat eiser maar een zeer korte periode rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad (van 17 april 2019 tot 20 mei 2019) terwijl hij bovendien wist dat sprake was van een tijdelijk verblijfsrecht, namelijk voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van zijn aangifte wegens mensenhandel. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte in het nadeel van eiser meegewogen dat hij na de intrekking van zijn verblijfsvergunning privéleven heeft uitgeoefend in Nederland terwijl hij niet wist of hij in Nederland mocht blijven. Verder heeft verweerder niet ten onrechte bij de belangenafweging betrokken dat eisers banden met Nederland niet sterker zijn dan zijn banden met Nigeria. Eiser is in Nigeria geboren en getogen en heeft dat land, naar eigen zeggen, op tweeëntwintigjarige leeftijd verlaten. Eiser heeft in Nigeria de middelbare school afgerond en in een hotel gewerkt. Hij beheerst de taal (Pidgin Engels) en is bekend met de Nigeriaanse cultuur en gebruiken. Bovendien wonen eisers moeder en zussen nog in Nigeria en heeft eiser nog contact met hen zodat hij niet verstoken is van een sociaal netwerk bij terugkeer. Verder heeft verweerder niet ten onrechte meegewogen dat het feit dat eiser in Nederland werkervaring in de muziek heeft opgedaan en een kappersopleiding heeft gevolgd in zijn voordeel zal werken bij het vinden van werk in Nigeria. In eisers stelling dat hij nog therapie heeft in Nederland heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de belangenafweging in eisers voordeel te laten uitvallen. Bovendien heeft eiser, zoals hiervoor al is overwogen, ter zitting bij de rechtbank verklaard dat de traumabehandeling bij Altrecht inmiddels is afgerond.
23. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus aan de hand van relevante omstandigheden deugdelijk gemotiveerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. De beroepsgrond slaagt niet.