ECLI:NL:RBDHA:2023:17932
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris stelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder een asielverzoek ingediend in Duitsland en de rechtbank moest beoordelen of er bijzondere omstandigheden waren die een overdracht aan Duitsland zouden belemmeren. Eiser voerde aan dat de overdracht aan Duitsland onevenredige hardheid zou betekenen, vooral gezien zijn medische situatie en de aanwezigheid van zijn broer en zus in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de medische omstandigheden van eiser niet zodanig waren dat deze een belemmering voor de overdracht vormden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd kennelijk ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat de medische situatie een reëel risico op een aanzienlijke verslechtering van zijn gezondheid met zich meebracht, wat niet was aangetoond. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Moussaoui, in aanwezigheid van griffier mr. J.A.E. Delhaes.