In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 22 november 2023, is het beroep van eiser, een Algerijnse staatsburger, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had een verzoek ingediend tegen de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming, die op 4 september 2023 zou eindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 24 augustus 2023 aan eiser had medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming zou eindigen, na een voornemen dat op 3 juli 2023 was gecommuniceerd. Eiser had zijn zienswijze ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen, zoals eerder bevestigd in een uitspraak van 30 oktober 2023. Eiser had ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 1 september 2023 was toegewezen.
Tijdens de zitting op 7 november 2023 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij verwees naar zijn recente relatie met een Oekraïense staatsburger. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende onderbouwing was voor de claim dat deze relatie invloed zou moeten hebben op de beëindiging van de tijdelijke bescherming. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de staatssecretaris niet onzorgvuldig was voorbereid en dat er geen grond was voor vernietiging van het besluit. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.