ECLI:NL:RBDHA:2023:17956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
NL23.25196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders Oekraïne

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 22 november 2023, is het beroep van eiser, een Algerijnse staatsburger, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had een verzoek ingediend tegen de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming, die op 4 september 2023 zou eindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 24 augustus 2023 aan eiser had medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming zou eindigen, na een voornemen dat op 3 juli 2023 was gecommuniceerd. Eiser had zijn zienswijze ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen, zoals eerder bevestigd in een uitspraak van 30 oktober 2023. Eiser had ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 1 september 2023 was toegewezen.

Tijdens de zitting op 7 november 2023 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij verwees naar zijn recente relatie met een Oekraïense staatsburger. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende onderbouwing was voor de claim dat deze relatie invloed zou moeten hebben op de beëindiging van de tijdelijke bescherming. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de staatssecretaris niet onzorgvuldig was voorbereid en dat er geen grond was voor vernietiging van het besluit. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25196

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 24 augustus 2023, waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingebracht. Op 22 augustus 2023 is de asielaanvraag buiten behandeling gesteld. Verder is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Het door eiser ingediende verzoek om voorlopige voorziening is op 1 september 2023 toegewezen (NL23.25199).
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Bij uitspraak van 30 oktober 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder bevoegd was de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als facultatieve groep te beëindigen (ECLI:NL:RBDHA:2023:16291). Wat namens eiser daartegen in deze zaak is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
4. Eiser is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven over het (voorgenomen) besluit. Onder verwijzing naar de hiervoor onder 3. genoemde uitspraak (rechtsoverweging 7.2.) is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen afzien van een individueel gehoor. De rechtbank is daarom van oordeel dat het besluit niet onzorgvuldig is voorbereid.
5. Uit de overgelegde stukken blijkt dat in november 2021 een voor Oekraïne geldige verblijfsvergunning is afgegeven. Ter zitting is door eiser -samengevat- naar voren gebracht dat hij recent, in Nederland, een relatie heeft gekregen met een Oekraïense staatsburger en dat zij zwanger is. Verweerder heeft naar voren gebracht elke vorm van onderbouwing te missen en in de gronden hierover ook niets is vermeld. Verweerder heeft er op gewezen dat om als gezinslid te worden aangemerkt het moet gaan om een situatie die reeds in Oekraïne is gestart. Eiser heeft daarop te kennen gegeven een reguliere aanvraag “
verblijf bij partner” te gaan indienen. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser naar voren is gebracht geen grond voor het oordeel dat verweerder geen gebruik kon maken van de bevoegdheid de tijdelijke bescherming te beëindigen en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.