ECLI:NL:RBDHA:2023:17962
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielprocedure na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoekster op 2 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 18 januari 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 juli 2023 de asielaanvraag van verzoekster afgewezen als ongegrond. Na deze afwijzing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten, omdat zij een separaat beroep heeft ingediend tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Gezien het procesverloop en de gedingstukken, heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 6 september 2023 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoekster te betalen. Daarom heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 418,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837,- met een wegingsfactor van 0,5. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.