In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Indiase nationaliteit houder, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 17 augustus 2023. Dit besluit houdt in dat de tijdelijke bescherming van eiser, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die op 30 mei 2023 buiten behandeling is gesteld. Op 30 juni 2023 werd het voornemen tot beëindiging van de tijdelijke bescherming aan eiser kenbaar gemaakt, waarop hij geen zienswijze heeft ingediend. De rechtbank had eerder, op 1 september 2023, bepaald dat eiser als begunstigde van de Richtlijn moest worden aangemerkt totdat op zijn beroep was beslist.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelde dat er een individuele belangenafweging moest plaatsvinden op basis van het evenredigheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat eiser geen individuele omstandigheden had aangevoerd die de beëindiging van de tijdelijke bescherming zouden kunnen tegenhouden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.