ECLI:NL:RBDHA:2023:17977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
NL23.25232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne en bevoegdheid staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Indiase nationaliteit houder, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 17 augustus 2023. Dit besluit houdt in dat de tijdelijke bescherming van eiser, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die op 30 mei 2023 buiten behandeling is gesteld. Op 30 juni 2023 werd het voornemen tot beëindiging van de tijdelijke bescherming aan eiser kenbaar gemaakt, waarop hij geen zienswijze heeft ingediend. De rechtbank had eerder, op 1 september 2023, bepaald dat eiser als begunstigde van de Richtlijn moest worden aangemerkt totdat op zijn beroep was beslist.

De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelde dat er een individuele belangenafweging moest plaatsvinden op basis van het evenredigheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat eiser geen individuele omstandigheden had aangevoerd die de beëindiging van de tijdelijke bescherming zouden kunnen tegenhouden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25232

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser, van Indiase nationaliteit,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C. Mayne),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 17 augustus 2023, waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 30 mei 2023 is de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.
Op 30 juni 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft geen zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Bij uitspraak van 1 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats het verzoek van eiser toegewezen en bepaald dat verweerder hem als begunstigde van de Richtlijn moet blijven aanmerken totdat op zijn beroep is beslist (ECLI:NL:RBDHA:2023:13083).
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift, met een bijlage, ingediend. Eiser heeft op
12 november 2023 nog aanvullende gronden ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben bericht niet te zullen verschijnen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Bij uitspraak van 30 oktober 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder bevoegd was de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als facultatieve groep te beëindigen (ECLI:NL:RBDHA:2023:16291).
3.1.
In de op 12 november 2023 gegeven reactie is onder meer naar voren gebracht dat uit de formulering van artikel 7 volgt dat alle bepalingen van de Richtlijn van toepassing zijn, voor zover deze niet in het tweede lid expliciet zijn uitgezonderd. Daarbij is onder meer raadsdocument 13958/00 van 11 december 2000 aangehaald.
3.2.
Raadsdocument 13958/00 bevat het (nadien gewijzigde) Commissievoorstel voor artikel 7 van de Richtlijn. Uit het raadsdocument blijkt dat tijdens de hierover gehouden vergadering door onder meer de Nederlandse delegatie naar voren is gebracht dat de consequenties op het gebied van de sociale bescherming, de verblijfstitel en het Europees Vluchtelingenfonds duidelijk moeten worden aangegeven voor het geval een lidstaat deze bepaling toepast. In raadsdocument 6552/01 is een gewijzigd artikel 7 opgenomen en in raadsdocument 6914/01 het huidige artikel 7. Daarbij is (naast een tweede lid) achter
“tijdelijke bescherming”de zinsnede
“krachtens deze richtlijn”toegevoegd.
3.3.
In de uitspraak van 30 oktober 2023 is artikel 7 uitgelegd voor zover het gaat om de bevoegdheid de tijdelijke bescherming te beëindigen. Daarbij is de positie van artikel 7 in hoofdstuk 2 van belang geacht. Bij uitspraak van 1 november 2023 is door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat het ontbreken van nadere bepalingen over de wijze waarop een lidstaat kan terugkomen van de toepassing van de facultatieve bepaling niet betekent dat de lidstaat die bevoegdheid niet heeft en dat het ontbreken van nadere bepalingen juist een aanwijzing is dat ook het beëindigen van de toepassing daarvan aan de lidstaat is overgelaten (ECLI:NL:RBDHA:2023:16410). De rechtbank ziet in hetgeen eiser op 12 november 2023 heeft aangevoerd, alsmede hetgeen in de eerder ingediende gronden naar voren is gebracht, geen grond anders te oordelen over de bevoegdheid.
4. Eiser heeft in de gronden van beroep gesteld dat er een individuele belangenafweging dient plaats te vinden op grond van het evenredigheidsbeginsel. Eiser is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven over het voorgenomen besluit de aan hem geboden tijdelijke bescherming te beëindigen. Hoewel eiser stelt geen voornemen te hebben ontvangen, blijkt uit een door verweerder overgelegd screenshot dat het voornemen wel is verzonden. Los daarvan is eiser ook in beroep in de gelegenheid gesteld om zijn situatie te schetsen. Eiser heeft geen individuele omstandigheden naar voren gebracht. Uit het overgelegde dossier blijkt enkel dat eiser in februari 2022 Oekraïne met een visum is ingereisd en in maart 2022 Oekraïne heeft verlaten. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser naar voren is gebracht geen grond voor het oordeel dat verweerder geen gebruik kon maken van de bevoegdheid de tijdelijke bescherming op 4 september 2023 te beëindigen.
5. Eiser heeft verzocht om aanhouding tot het moment dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspaak doet in een soortgelijke zaak. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.