ECLI:NL:RBDHA:2023:17981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
C/09/656140 / KG ZA 23-942
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil ontruiming woning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiser] tegen Stichting WoonInvest. De achtergrond van het geschil ligt in een incident dat plaatsvond op 16 februari 2023, waarbij [eiser] betrokken was bij een conflict met een schilder, [naam 1]. Dit leidde tot aangiftes van mishandeling en bedreiging van beide partijen. WoonInvest heeft vervolgens de huurovereenkomst met [eiser] ontbonden en hem veroordeeld tot ontruiming van de woning. [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze ontbinding en heeft in dit kort geding gevraagd om schorsing van de ontruiming in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft de belangen van [eiser] zwaarder laten wegen dan die van WoonInvest, vooral gezien de omstandigheden waaronder [eiser] zijn woning dreigt te verliezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de kantonrechter in het eerdere vonnis niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de uitvoerbaarheid bij voorraad is verklaard. Daarom is de executie van het vonnis van de kantonrechter geschorst totdat het gerechtshof in hoger beroep heeft beslist. WoonInvest is veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/656140 / KG ZA 23-942
Vonnis in kort geding van 22 november 2023
in de zaak van
[eiser]te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.J.A. Bosch te Rotterdam,
tegen:
Stichting WoonInvestte Voorburg,
gedaagde,
advocaat mr. S.E. Roeters van Lennep te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘WoonInvest’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties A tot en met E;
- het e-mailbericht met productie F van 7 november 2023 van de zijde van [eiser] ;
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediende pleitnotities van beide partijen.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 8 november 2023. Ter zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] huurt van WoonInvest een woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
In het complex waar [eiser] woont zijn in opdracht van WoonInvest schilderwerkzaamheden uitgevoerd. Op 16 februari 2023 waren de schilders aan het werk op het balkon van [eiser] . Die dag heeft zich een incident voorgedaan tussen [eiser] en één van de schilders, te weten de heer [naam 1] .
2.3.
Diezelfde dag heeft [naam 1] aangifte van mishandeling gedaan tegen [eiser] . In deze aangifte staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

(…) Wij zijn bij het balkon van huisnummer [nr.X] gaan schuren, dit was met de hand. Omstreeks half vier kwam de bewoner, die ik al eerder gezien had, naar buiten en wilde direct mijn collega, genaamd [naam 2] , gaan slaan. (…) [naam 2] liep weg over de steiger maar de man ging er toch nog een tijdje achteraan. Ik hield het in de gaten en zei toen tegen de man “meneer wilt u even rustig doen”. Hierop draaide de man zich om naar mij. Hij zag er agressief uit, ik zag dit aan zijn ogen, hij schreeuwde een aantal woorden die ik niet verstaan heb. Ik hoorde de man zeggen “wacht maar jij”. Ik zag dat de man zich omdraaide naar de deuropening. Ik zag dat de man iets pakte. De man draaide zich weer naar mij omen begon mij te slaan met een ijzeren stok. Ik kon mijn linkerarm voor mij houden om de klappen af te weren. Hierdoor heeft de man mij alleen van mijn linker schouder tot mijn linker vinger geraakt. Ik heb veel klappen van de man gehad, ik weet niet precies hoeveel. Uit reactie heb ik een hamer gepakt, tegelijkertijd dacht ik “ik moet hem niet raken anders sla ik dadelijk zijn hersens in”. (…)
2.4.
Bij brief van 17 maart 2023 heeft WoonInvest aan [eiser] laten weten dat zij zijn gedrag niet tolereert en dat zij de huurovereenkomst niet wil voortzetten en [eiser] in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen.
2.5.
Op 13 maart 2023 heeft [eiser] aangifte van bedreiging gedaan tegen [naam 1] . In deze aangifte staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:

(…) Vervolgens kwamen ze een etage naar beneden, mijn etage dus. Ik zag dat ze daar stonden te praten en een sigaretje opstaken. Vanuit de woonkamer had ik de mannen aangesproken om ze te vragen om beneden te gaan praten in de keet. Ik hoorde een man zeggen: “ik versta je niet”. Ik deed de deur open en vroeg aan ze: “ik versta jullie wel en dan verstaan jullie mij niet”. Ik hoorde een klik geluid en dat trok mijn aandacht bij een man, ik keek naar zijn hand. Zijn rechterhand. Ik zag dat hij daar een stanleymes in zijn hand had wat uitgeschoven werd op het moment dat ik het klikgeluid hoorde. Ik hoorde de man tegen mij zeggen: “wat moet jij dan?” Ik zei tegen hem: “wat moet jij dan?”. Ik ben terug gelopen naar binnen. Ik heb een ijzeren pijpje gepakt. En daar kwam ik mee naar buiten. Ik hoorde de man tegen mij zeggen: “Kan je niet met je blote handen, kom maar ff naar beneden”.
Op het moment dat ik mijn schoenen aan ging trekken om naar beneden te gaan zag ik dat er een andere man voor het raam stond. Ik herkende de man als zijnde de uitvoerder. Ik hoorde hem vragen wat er aan de hand was. Ik ben toen naar buiten gelopen en ik heb mijn verhaal verteld over wat er aan de hand was. Plotseling zag ik in mijn ooghoek de man met het stanleymes, waar ik eerder over verklaarde, een beweging maakte met zijn rechterarm naar achter. Ik zag dat hij op mij af kwam en ik kon geen kant op. Ik zei de man dat hij weg moest gaan. Ik zag dat hij zijn linker arm optilde ter verdediging. Ik trok die ijzeren pijp uit mijn broek en gaf hem een paar klappen op zijn onderarm. Ik zag dat hij een hamer in zijn hand had. Ik zag dat hij daarmee een aantal slaande bewegingen maakte mijn richting uit met het doel mij te raken. Ik zag dat de man de hamer liet vallen. Dit was nadat ik hem op zijn arm had geraakt die de hamer vasthield. Op dat moment was voor mij het gevaar geweken, ik sprak de uitvoerder aan die alles had gezien. Ik zei hem: “Luister, dit was noodzaak vanuit mij, jij bent getuige van wat er is gebeurd”. Hij heeft mij aangevallen, ik niet hem. Ik hoorde de uitvoerder zeggen: “Ik heb niets gezien”. Dit terwijl hij voor me stond, de uitvoerder. Ik zag dat de man die mij eerder had aangevallen weer naar voren kwam mijn op. Ik zag dat hij een ijzeren stang in zijn hand had kennelijk om mij weer aan te vallen. Ik zag dat zijn collega’s hem tegen hielden. Op dat moment ben ik naar binnen gegaan mijn woning in. (…)
2.6.
Bij brief van 23 maart 2023 heeft de advocaat van [eiser] aan WoonInvest laten weten dat hij niet akkoord gaat met ontbinding van de huurovereenkomst omdat hij heeft gehandeld uit noodweer.
2.7.
Op 20 april 2023 heeft WoonInvest [eiser] gedagvaard voor de kantonrechter. Bij vonnis van 20 juli 2023 heeft de kantonrechter (hierna: het vonnis van de kantonrechter) de huurovereenkomst tussen WoonInvest en [eiser] ontbonden en is [eiser] veroordeeld om de woning binnen twee maanden na betekening van het vonnis te ontruimen. Voor zover thans relevant is in het vonnis van de kantonrechter als volgt overwogen:

(…)
5.1
Niet in geschil is dat [eiser] [naam 1] met een ijzeren staaf een aantal klappen op zijn arm en hand heeft gegeven. De vraag die partijen verdeeld houdt is wat de aanleiding daarvoor was en of er aan de zijde van [eiser] sprake was van noodweer. Als sprake zou zijn van noodweer, levert het handelen van [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter geen grond voor ontbinding van de huurovereenkomst, terwijl dat wel het geval is als van noodweer geen sprake is.
5.2
Vooropgesteld wordt dat van noodweer alleen sprake kan zijn als [eiser] door [naam 1] werd aangevallen en zijn handelen een proportionele reactie op deze aanval was en [eiser] zich niet op een andere manier tegen deze aanval kon verdedigen. Als de mogelijkheid bestond om weg te lopen dan is van noodweer ook geen sprake.
5.3
De kantonrechter is gelet op de aangiftes en de verklaringen die door verschillende getuigen zijn afgelegd van oordeel dat in dit geval geen sprake was van noodweer aan de zijde van [eiser] . De kantonrechter zal uitleggen hoe tot dit oordeel is gekomen.
5.4
Uit de aangifte van [naam 1] volgt dat er een korte woordenwisseling heeft plaatsgevonden waarna [eiser] een ijzeren stok pakte waarmee hij [naam 1] begon te slaan. Nadat hij door [eiser] was geslagen heeft [naam 1] een hamer gepakt. Daarmee heeft hij, zo wordt door [eiser] erkend, [eiser] niet geslagen. Dat hij met de hamer heeft gedreigd blijkt uit deze aangifte niet.
5.5
Deze verklaring van [naam 1] wordt bevestigd door zijn collega’s [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Zo verklaart [naam 3] dat hij [naam 1] bij het hek zag staan en dat die man ( [eiser] ) aankwam met een voorwerp (een behoorlijk lange staaf die er uit zag als een ploertendoder) in zijn hand. Hij zag dat [eiser] eerst met het voorwerp op een hek sloeg en dat hij daarna meerdere keren op [naam 1] in begon te slaan. Daarna zag hij dat [naam 1] een hamer pakte die hij boven zijn hoofd heeft gehouden om [eiser] op afstand te houden. Het klopt, volgens [naam 3] dat [naam 1] een stanleymes in zijn handen had maar dat was omdat hij dat gebruikte bij zijn schilderswerkzaamheden. [naam 2] heeft verklaard dat [eiser] , toen hij en zijn collega’s op de steiger stonden, naar buiten kwam en zei dat ze moesten opkankeren. Volgens [naam 2] zag [eiser] dat [naam 1] een stanleymes in zijn handen had. Daarna ging [eiser] terug naar huis. Daarna gebeurde alles heel snel, hoorde hij een deur open gaan en zag hij in zijn ooghoek iets langs en zwarts waarvan hij eerst dacht dat het een kapmes was. Verder heeft hij niets gezien omdat hij is weggerend.
[naam 4] heeft het incident, zo verklaart hij, niet zien gebeuren en kwam er pas later bij. Hij verklaart dat [eiser] op een vraag van [naam 1] of [naam 1] hem had bedreigd, een ploertendoder uit zijn broek of broekriem trok en daarmee voor een tweede keer op [naam 1] begon in te slaan. [eiser] bleef volgens [naam 4] zeggen dat hij door [naam 1] bedreigd was.
5.6
Uit het hiervoor weergegeven aangifte en verklaringen volgt dat van een aanval dan wel een bedreiging, laat staan een ernstige, van de zijde van [naam 1] geen sprake was en dat het juist [eiser] was die zonder aanleiding een ijzeren staaf pakte en daarmee op [naam 1] in begon te slaan.
5.7
Daartegenover staat de verklaring van [eiser] . Die verklaart dat hij uit noodweer handelde. Ook uit zijn verklaring volgt echter dat van een noodweersituatie geen sprake was en dat het [eiser] was die zonder duidelijke aanleiding op [naam 1] in is gaan slaan. [eiser] verklaart namelijk weliswaar dat [naam 1] een stanleymes open klapt, maar niet dat [naam 1] hem daarmee zou hebben aangevallen. Volgens [eiser] was dit voor hem aanleiding om zijn woning in te lopen om daar een ijzeren staaf te pakken. In plaats van binnen te blijven en zich te onttrekken aan de volgens hem zo bedreigende situatie is hij daarna teruggegaan naar buiten om de confrontatie met [naam 1] op te zoeken. Toen hij weer op het balkon was zag [eiser] , zo heeft hij verklaard, op een gegeven moment dat [naam 1] zijn linker arm optilde ter verdediging. Ook volgens zijn verklaring was er op dat moment dus kennelijk geen sprake van een aanval. Daarna pakte [eiser] de ijzeren staaf en begon hij daarmee [naam 1] te slaan. Pas daarna zag [eiser] een hamer in de hand van [naam 1] . Dit was dus niet de aanleiding om hem te slaan met de ijzeren staaf.
5.8
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat niet alleen uit de verklaringen die zijn afgelegd door [naam 1] , [naam 3] , [naam 2] en [naam 4] volgt dat [eiser] [naam 1] zonder dat daarvoor enige rechtvaardiging bestond heeft mishandeld, maar dat dat ook uit zijn eigen verklaring volgt. Gelet daarop acht de kantonrechter het niet zinvol om een getuigenverhoor te gelasten, zoals ter zitting is besproken. Immers, ook als zou komen vast te staan dat de lezing van [eiser] klopt, zal dat geen ander licht op de zaak werpen. Gelet op het voorgaande kan ook de verklaring van de heer [naam 5] , welke verklaring afwijkt van die van [eiser] zelf, onbesproken blijven.
5.9
Met Wooninvest is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] door het mishandelen van [naam 1] , die door Wooninvest was ingeschakeld om werkzaamheden aan het gehuurde te verrichten, ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen (…)
2.8.
[eiser] heeft bij het gerechtshof Den Haag hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. Die procedure staat voor een mondelinge behandeling na aanbrengen.
2.9.
WoonInvest heeft het vonnis van de kantonrechter op 21 augustus 2023 aan het kantoor van de advocaat van [eiser] laten betekenen en de gedwongen ontruiming aangezegd tegen 9 november 2023. In afwachting van de uitkomst van dit kort geding heeft WoonInvest de ontruiming uitgesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter (gewezen in de zaak met rolnummer 10476657 RL EXPL 23-7146) van 20 juli 2023 te schorsen en de aan [eiser] aangezegde ontruiming van zijn woning op straffe van verbeurte van een dwangsom af te gelasten, met veroordeling van WoonInvest in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – kort samengevat – het volgende aan. Het vonnis van de kantonrechter bevat kennelijke juridische en feitelijke misslagen. Er is sprake van een juridische misslag, omdat de kantonrechter is uitgegaan van een interpretatie van het begrip noodweer die niet aansluit bij de geldende jurisprudentie. Artikel 41 Wetboek van Strafrecht (Sr) eist voor noodweer een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hier moet ook onder worden begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. Ook feitelijk is het vonnis van de kantonrechter voor wat betreft het beroep op noodweer onjuist, omdat [eiser] niet alleen vrees had voor [naam 1] door het dreigend op hem komen aflopen en het naar achteren zwaaien met zijn arm, maar ook daadwerkelijk heeft gezien dat [naam 1] een hamer in zijn hand had en zodoende vrees mocht hebben dat hij daarmee zou worden aangevallen. In het kader van de te maken belangenafweging is van belang dat [eiser] niet over andere woonruimte beschikt, waardoor ontruiming een acute noodtoestand doet ontstaan. Ook heeft [eiser] een huisdier waarmee hij niet tot een mogelijk wel te vinden woonruimte wordt toegelaten. Bovendien komt door de geplande ontruiming zijn uitkering in gevaar. Het belang van [eiser] is aldus veel groter dan het belang van WoonInvest. Van belang is verder dat het hier gaat om een op zichzelf staand geweldsincident. Sinds het voorval met [naam 1] hebben zich geen nieuwe incidenten meer voorgedaan. [eiser] staat bekend als prettige buurman en heeft zich altijd gedragen als een goed huurder betaamt. Als er al actie had moeten worden ondernomen, dan waren andere maatregelen zoals een waarschuwing of een gedragsaanwijzing meer gepast geweest.
3.3.
WoonInvest concludeert tot afwijzing van het gevorderde en voert daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Aan de orde is een executiegeschil op grond van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’). Het vonnis van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat WoonInvest het vonnis ten uitvoer mag leggen, ook al is hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Er kan aanleiding zijn om af te wijken van dit uitgangspunt. Dat is het geval als er sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand (dus blijven wonen in de woning) zolang in hoger beroep nog niet is beslist, ondanks voormeld uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van WoonInvest bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis. Bij deze belangenafweging moet, behalve als in het vonnis sprake is van een kennelijke feitelijke of juridische misslag, (in beginsel) worden uitgegaan van het bestreden vonnis en van de vaststellingen en oordelen in het vonnis. De kans van slagen van het in te stellen hoger beroep blijft in principe buiten beschouwing.
4.2.
Anders dan [eiser] stelt, kan het oordeel van de kantonrechter inhoudende dat gelet op de aangiftes en de verklaringen die door verschillende getuigen zijn afgelegd het handelen van [eiser] niet kan worden gekwalificeerd als noodweer, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden aangemerkt als een evidente juridische en/of feitelijke misslag. De kantonrechter heeft dat oordeel gegrond op de aangiftes van [naam 1] en [eiser] alsmede de verklaringen die door anderen zijn afgelegd en heeft in aanmerking genomen dat ook uit de aangifte van [eiser] volgt dat geen sprake is van noodweer. De kantonrechter achtte het onder die omstandigheden niet zinvol om een getuigenverhoor te gelasten.
4.3.
In het vonnis heeft de kantonrechter een niet-gemotiveerd oordeel gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad. Om die reden moet ervan uit worden gegaan dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden. Deze afweging moet daarom in dit kort geding alsnog worden gemaakt. Daarbij kunnen zowel omstandigheden van vóór als ná de bestreden beslissing van belang zijn (vgl. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
4.4.
In de belangenafweging moet worden betrokken dat [eiser] zijn woning kwijtraakt in een tijd dat het vinden van passende vervangende woning in het algemeen geen sinecure is. Hij heeft gewezen op de complicerende factor dat hij een huisdier heeft, wat kamerhuur kan bemoeilijken. Verder is duidelijk geworden dat [eiser] niet eerder in zijn huurhistorie bij WoonInvest op enigerlei wijze van agressief gedrag blijk heeft gegeven. Zijn stelling dat hij zich als goed huurder heeft gedragen en met buren een goede verstandhouding heeft, heeft WoonInvest niet weersproken.
4.5.
Het belang van WoonInvest bij onverkorte tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter is er allereerst in gelegen dat zij de woning via het woonverdeelsysteem kan verhuren en voorts dat zij een effectief zero tolerance-beleid wil hanteren ten aanzien van het mishandelen van haar personeel en door haar ingeschakelde derden (een beleid waarop naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niets valt af te dingen). Andere belangen aan de zijde van WoonInvest zijn gesteld noch gebleken. De belangen van WoonInvest om de woning te kunnen verhuren via het woonverdeelsysteem en om adequaat op te treden tegen agressieve huurders zijn zwaarwegende belangen, maar dat neemt niet weg dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de belangen van [eiser] bij het (vooralsnog) behoud van de bestaande toestand in dit geval zwaarder wegen. [eiser] moet in de gelegenheid moet worden gesteld het hoger beroep af te wachten voordat hij – als in hoger beroep het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd – tot ontruiming kan worden gedwongen. Dit betekent dat de vordering van [eiser] om de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter te schorsen zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de schorsing geldt totdat door het gerechtshof in hoger beroep is beslist of – volledigheidshalve, voor het geval het hoger beroep uiteindelijk niet wordt doorgezet – het vonnis van de kantonrechter alsnog in kracht van gewijsde is gegaan. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat WoonInvest een rechterlijke uitspraak niet zal nakomen, daarom zal de gevorderde dwangsom niet worden toegewezen. Voor de goede orde merkt de voorzieningenrechter nog op dat [eiser] onverkort gehouden maandelijks aan WoonInvest een bedrag ter hoogte van de huursom te blijven voldoen.
4.6.
WoonInvest zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis.
4.7.
[eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisers met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van de eisende partij. Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt de gedaagde partij slechts veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het – hierna in het dictum vast te stellen – salaris van de advocaat. Deze vergoeding voor het salaris moet door de advocaat worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de advocaat toegekende vergoeding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
schorst de executie van het vonnis van de kantonrechter (gewezen in de zaak met rolnummer 10476657 RL EXPL 23-7146) van 20 juli 2023 totdat door het gerechtshof Den Haag een eindarrest is gewezen in het door [eiser] tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep of het vonnis alsnog in kracht van gewijsde gaat;
5.2.
veroordeelt WoonInvest in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.165,--, waarvan €1.079,-- aan salaris advocaat en € 86,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.6;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 22 november.
tvds