ECLI:NL:RBDHA:2023:17998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
NL23.25820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne en de bevoegdheid van de staatssecretaris

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Marokko en woonachtig in Oekraïne, had tijdelijke bescherming aangevraagd op basis van de Richtlijn 2001/55/EG na de Russische inval in Oekraïne. De staatssecretaris had op 25 augustus 2023 besloten om deze tijdelijke bescherming per 4 september 2023 te beëindigen, wat eiser aanvecht. De rechtbank concludeert dat de richtlijn niet voorschrijft hoe de implementatie dient te gebeuren, en dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming in te trekken zonder individueel gehoor. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel wordt afgewezen, omdat er geen specifieke toezegging is gedaan en de tijdelijke bescherming van aard tijdelijk is. De rechtbank oordeelt dat het belang van eiser om onder de tijdelijke bescherming te blijven niet opweegt tegen het algemeen belang van beëindiging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 25 augustus 2023 om de tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit) [2] , van eiser te beëindigen per 4 september 2023.
1.1.
Op 30 juni 2023 heeft de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023, tezamen met de zaak NL23.25821, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van eisers tijdelijke bescherming. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1
Eiser komt uit Marokko. Eiser woonde in Oekraïne. Hij had op 23 februari 2022 een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne. Na de inval van Rusland in Oekraïne is eiser naar Nederland gekomen. Eiser kwam in aanmerking voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn en het onderliggende Uitvoeringsbesluit. Daarnaast heeft eiser een asielaanvraag gedaan op 11 augustus 2022.
4.2
De asielaanvraag is op 31 mei 2023 buiten behandeling gesteld.
4.3
Bij brief van 25 november 2022 heeft de staatssecretaris aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming per 4 maart 2023 zou worden beëindigd. Bij brief van 14 februari 2023 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat de tijdelijke bescherming tot 4 september 2023 zal worden verlengd.
4.4
Op 30 juni 2023 heeft de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen, omdat hij tot de facultatieve groep behoort. Eiser heeft op 7 augustus 2023 zijn zienswijze op het voornemen gegeven.
5. Eiser heeft ter zitting een principieel standpunt naar voren gebracht. Volgens eiser had de procedure voor tijdelijke bescherming ingericht moeten worden als een reguliere procedure en niet als een asielprocedure. Hier is sprake van categoriale intrekking van de tijdelijke bescherming voor een hele groep, waarbij geen plaats is voor individuele toetsing. In het nationale recht kennen we dit bij asiel bij een terugkeerbesluit. Dit is echter een andere soort zaak. Eiser baseert zich daarbij op de kenmerken van het verblijfsrecht dat ontstaat onder de tijdelijke bescherming, met name het recht om te mogen werken.
5.1
De rechtbank leest eisers betoog als een beroep op onjuiste implementatie van de Richtlijn in de nationale wetgeving. De rechtbank is echter van oordeel dat er geen sprake is van een onjuiste implementatie. De Richtlijn schrijft niet voor hoe de lidstaten de bepalingen in hun nationale wetgeving moeten implementeren. Het enige vereiste is dat de minimumnormen van de Richtlijn geïmplementeerd worden, maar de Richtlijn vereist niet dat dit volgens een bepaalde procedure gebeurt. Gesteld noch gebleken is dat aan dit vereiste niet is voldaan.
6. Eiser stelt voorts dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 30 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12916/12919. Omdat de staatssecretaris hier niet toe bevoegd was, mocht eiser erop vertrouwen dat hij onder de tijdelijke bescherming van de richtlijn zou blijven vallen. De staatssecretaris heeft bovendien aan de tijdelijke bescherming niet het voorbehoud verbonden dat het voor eiser niet mogelijk was om terug te keren naar zijn land van herkomst. Ook op die grond mocht eiser erop vertrouwen dat hij onder de tijdelijke bescherming zou blijven vallen.
Voorts stelt eiser dat de staatssecretaris hem had moeten horen voordat hij besloot tot intrekking van de tijdelijke bescherming. Pas dan zou de staatssecretaris in staat zijn geweest de individuele situatie van eiser te toetsen en alle belangen mee te wegen. Deze belangenafweging ontbreekt ten onrechte. Deze had moeten plaatsvinden en zou in eisers voordeel zijn uitgevallen, omdat er een Nederlands belang is gezien het feit dat eiser al geruime tijd hier werkzaam is.
6.1.
Bij uitspraak van 30 oktober 2023 [3] heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep te beëindigen. Wat eiser daartegen in deze zaak heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
6.2.
In de uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat het de staatssecretaris vrij stond om méér groepen ontheemden tijdelijke bescherming te bieden en dat het de staatssecretaris vervolgens evenzeer vrijstaat om te beslissen deze facultatieve bepaling niet langer toe te passen. In r.o. 5.2 en 5.3 zet de rechtbank uitvoerig uiteen hoe zij tot die conclusie komt. De rechtbank ziet in hetgeen eiser aangevoerd heeft geen aanleiding om van deze eerdere uitspraak af te wijken en aan te sluiten bij de lijn in de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
6.3.
De rechtbank kan eiser daarnaast niet volgen in zijn beroep op het vertrouwensbeginsel. Er is aan eiser geen specifieke toezegging gedaan. Bovendien is de verleende bescherming naar zijn aard tijdelijk en niet duurzaam. Eiser had er daarom bedacht op moeten zijn op de beëindiging daarvan, zo volgt ook uit de MK-uitspraak (r.o. 6.3).
6.4.
Onder verwijzing naar r.o. 7.2 van de MK-uitspraak is de rechtbank voorts van oordeel dat de staatssecretaris af heeft kunnen zien van een individueel gehoor. De rechtbank is daarom van oordeel dat het besluit niet onzorgvuldig is voorbereid.
6.5.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het belang van eiser om onder de tijdelijke bescherming te blijven vallen niet opweegt tegen het algemeen belang van beëindiging. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 1 november 2023. [4] In deze uitspraak is uitvoerig stilgestaan bij het algemeen belang dat gediend wordt bij beëindiging van de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep. De gevolgen van de beëindiging van de tijdelijke bescherming voor eiser zijn, afgezet tegen dit algemeen belang niet zodanig zwaarwegend dat het bestreden besluit onevenwichtig moet worden geacht. Zoals de staatssecretaris terecht opmerkt, is eisers terugkeerperspectief niet afhankelijk van de ontwikkelingen in Oekraïne, omdat eiser de Bengalese nationaliteit heeft en dus in beginsel naar dat land kan terugkeren. Daarbij had hij slechts een tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne. De omstandigheid dat eiser niet langer aanspraak kan maken op de voordelen die verbonden zijn aan de status van tijdelijk beschermde, zijn inherent aan het besluit dat eiser niet meer onder de Richtlijn valt. Bovendien kan eiser, zoals de staatssecretaris terecht stelt, indien hij voor werk in Nederland wil blijven, een aanvraag doen voor een reguliere verblijfsvergunning.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
7.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
4.ECLI:NL:RBDHA:2023:16410, r.o. 17-17.3.