In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 november 2023, met zaaknummer NL23.26713, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Algerije en woonachtig in Oekraïne, had tijdelijk bescherming aangevraagd op basis van de Richtlijn 2001/55/EG. De staatssecretaris had op 10 oktober 2023 besloten om deze tijdelijke bescherming per 4 september 2023 te beëindigen. Eiser stelde dat de staatssecretaris niet bevoegd was om deze intrekking door te voeren en dat dit in strijd was met het unierechtelijke rechtszekerheid- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris wel degelijk bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen, aangezien deze bescherming naar zijn aard tijdelijk is en er geen specifieke toezegging aan eiser was gedaan die de intrekking zou uitsluiten. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming als gezinslid van een tijdelijk beschermde, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij een gezin vormde met de Oekraïense vrouw met wie hij getrouwd zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.