ECLI:NL:RBDHA:2023:18037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL22.344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar

In deze zaak heeft verzoekster, mede namens haar minderjarige kinderen, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf met het doel 'verblijf als familie- of gezinslid'. Deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 maart 2021 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Op 19 mei 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaard en een bestuurlijke dwangsom vastgesteld.

Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan verzoekster is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Hierdoor is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond verklaard. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tevens wordt opgemerkt dat verzoekster vrijgesteld is van het betalen van griffierecht, waardoor de staatssecretaris niet verplicht is om dit te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.344

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

V-nummer: [Nummer]
mede namens haar minderjarige kinderen [Naam 2] en [Naam 3]
(gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij het besluit van 12 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster een machtiging tot voorlopig verblijf met het doel 'verblijf als familie- of gezinslid' te verlenen afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
Bij besluit van 19 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Tevens heeft verweerder de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om een proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 van de Awb een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker is tegemoet gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen. Verzoeker heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten gedaan gelijktijdig met het intrekken van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
3. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,5). De wegingsfactor ‘licht’ is van toepassing aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
5. De rechtbank wijst erop dat verzoeker wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.