In deze zaak heeft eiser op 7 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote en kinderen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 30 augustus 2023. Eiser heeft vervolgens op 29 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de staatssecretaris besluit tot nader onderzoek, moet hij binnen twintig weken na de uitspraak een beslissing nemen. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de proceskosten van eiser op € 418,50. De staatssecretaris is ook verplicht het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.