Overwegingen
1. De beschikking heeft betrekking op waardepeildatum 1 januari 2020 en het belastingjaar 2021. Met de beschikking zijn ook de aan eiser opgelegde aanslag onroerendezaakbelastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2021 (de aanslagen) bekendgemaakt. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.
2. De woning is een rijwoning met bouwjaar 1991. De woning heeft een inhoud van ongeveer 437 m³ en een grondoppervlakte van ongeveer 168 m2. Bij de woning behoort ook een berging/schuur en een tuinhuis/blokhut.
3. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum.
4. Eiser bepleit een waarde van € 103.500 en stelt – kort samengevat – dat het tuinhuis/blokhut is verzakt, hinder wordt ervaren van rail- en wegverkeer en de tuin is verzakt. Ook betwist eiser de overdrachts- en verkrijgingsfictie en de vaststelling van het tarief voor de Onroerende-zaakbelastingen (OZB). Volgens eiser heeft verweerder ook ten onrechte geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, heeft verweerder ten onrechte geen korting gegeven op de WOZ-waarde wegens de aangeschafte zonnepanelen en zou het logischer zijn als voor de bepaling van de WOZ-waarde wordt aangesloten bij de koopprijs van een woning. Eiser stelt dat sprake is van schending van gelijkheids-, rechtvaardigheids-, en evenredigheidsbeginsel. Tevens stelt eiser dat zijn kinderen door de hoge WOZ-waarde de eventuele erfbelasting niet kunnen betalen en wijst eiser er op dat zowel de gemeente als ook de waterschappen een rioolheffing hebben. Eiser wijst er ook nog op dat het erg lang heeft geduurd voordat verweerder de uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
5. Verweerder heeft de stellingen van eiser gemotiveerd weersproken.
6. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44). Het waarderingsvoorschrift bevat een overdrachts- en verkrijgingsfictie. De overdrachtsfictie veronderstelt de overdracht van de volle en onbezwaarde eigendom en de verkrijgingsfictie vrije opleverbaarheid van de woning. Met deze ficties heeft de wetgever beoogd de vast te stellen waarde in sterke mate te objectiveren.
7. Verweerder dient aannemelijk te maken dat de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. Naar volgt uit de door verweerder overgelegde matrix en iWOZ-gegevens is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen aan de [adres 2] (verkocht op
22 juni 2020 voor € 389.000), [adres 3] (verkocht op 3 maart 2020 voor
€ 395.000), [adres 4] (verkocht op 30 juni 2020 voor € 379.000), [adres 5] (verkocht op 1 november 2019 voor € 325.000),
[adres 6] (verkocht op 14 februari 2020 voor € 335.000),
[adres 7] (verkocht op 2 maart 2020 voor € 385.000) en [adres 8] te [plaatsnaam] (verkocht op 30 maart 2020 voor € 429.000). Deze vergelijkingsobjecten zijn volgens de rechtbank goed bruikbaar nu deze van eenzelfde soort zijn, in dezelfde bouwperiode zijn gebouwd en vergelijkbare voorzieningen hebben als de onderhavige woning. Met verschillen in inhoud, kwaliteit, onderhoud, uitstraling en doelmatigheid heeft verweerder voldoende rekening gehouden. Voor de door eiser ervaren geluidsoverlast heeft verweerder een correctie van € 7.500 toegepast. Met hetgeen eiser heeft gesteld, heeft hij de inflatiecorrectie noch een grote waardevermindering aannemelijk gemaakt. Zijn enkele stellingen daartoe zijn onvoldoende. De prijs per vierkante meter van 670,28 is – mede gelet op de gemiddelde prijs per vierkante meter van € 698,21 – dan ook niet te hoog vastgesteld.
8. Hetgeen eiser heeft aangevoerd, doet aan het voorgaande oordeel niet af. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat bij deze procedure alleen geoordeeld kan worden over de beschikking en aanslagen van het onderhavige belastingjaar. De aanslag waterschapsbelasting en de toekomstige aanslagen erfbelasting van de kinderen zijn in onderhavige procedure niet in geschil en hier kan dan de rechtbank dan ook niet over oordelen. Nu verweerder de waarde van de woning volgens de rechtbank aannemelijk heeft gemaakt, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn. Met de enkele stellingen dat het tuinhuis/blokhut en de tuin zijn verzakt, is eiser niet in zijn bewijslast geslaagd. Het lag op de weg van eiser met voor de rechtbank inzichtelijke gegevens een dergelijke waardevermindering aannemelijk te maken. Ook tot het geven van een korting wegens de aanschaf van de zonnepanelen is verweerder niet gehouden. Voor een eventuele koper van de woning zijn de zonnepanelen overigens juist een vermeerdering van de waarde van de woning.
9. Dat eiser een andere systematiek voor het bepalen van de WOZ-waarde bepleit en daarmee ook de verkrijgings- en overdrachtsfictie betwist, kan niet aan de belastingrechter worden voorgelegd. De rechter is niet bevoegd de innerlijke waarde en billijkheid van de wet te beoordelen, zoals volgt uit artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk (Stb. 1822, 10 en Stb. 1829, 28).
10. Het vaststellen van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2021, waaronder het belastingtarief, is de bevoegdheid van de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft een ruime beoordelingsvrijheid bij het vaststellen van de hoogte van de belastingtarieven voor de OZB. Ook is de gemeenteraad vrij om de belastingopbrengst te verhogen door aanpassing van het tarief met het oog op voorgenomen uitgaven. De belastingrechter is niet bevoegd over het in de Verordening vastgelegde tarief te oordelen, tenzij dit tarief in strijd is met een hogere wettelijke regeling of leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van deze bevoegdheid aan de gemeenteraad niet op het oog kan hebben gehad, dan wel tarieven in strijd zijn met enig rechtsbeginsel. Het door de gemeente gehanteerde tarief van 0,0895% van de WOZ-waarde is niet strijdig met een hogere wettelijke regeling of met enig rechtsbeginsel en leidt ook niet tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
Aanslagen afvalstoffen- en rioolheffing
11. Ten aanzien van de aanslagen afvalstoffen- en rioolheffing heeft eiser geen afzonderlijke gronden aangevoerd. De rechtbank is niet gebleken dat de aanslagen niet juist dan wel onterecht zijn opgelegd.
Schending rechtsbeginselen
12. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken van schending van enig rechtsbeginsel door verweerder. De enkele stellingen van eiser zijn onvoldoende om een schending van enig rechtsbeginsel aannemelijk te maken.
13. Overigens heeft eiser aan de late uitspraak op bezwaar geen rechtsgevolgen verbonden, zodat de rechtbank dit slechts ter kennisname zal aannemen.
14. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.C. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 november 2023.
Afschrift verzonden aan partijen op: