ECLI:NL:RBDHA:2023:18065
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan procesbelang na eerdere uitspraak over niet tijdig beslissen op mvv-aanvraag
In deze zaak heeft eiseres op 18 november 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. Eiseres heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 augustus 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 14 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb geregeld dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De rechtbank constateert dat een andere gemachtigde namens eiseres op 25 augustus 2023 al beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de mvv-aanvraag. Dit beroep is op 16 november 2023 gegrond verklaard. Gezien deze eerdere uitspraak heeft eiseres geen procesbelang bij het onderhavige beroep, dat daarom niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.