ECLI:NL:RBDHA:2023:18067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.28545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres op 20 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar referent te kunnen verblijven. Na een lange periode zonder besluitvorming heeft eiseres de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld op 12 september 2022. Vervolgens heeft zij op 7 oktober 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft eerder, op 10 februari 2023, het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken na 20 december 2022 een besluit te nemen. Echter, op 8 september 2023 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld omdat de staatssecretaris wederom niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en dat het beroep derhalve kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50, en moet hij het griffierecht van € 184,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28545

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Eiseres heeft op 20 mei 2021 een aanvraag gedaan om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent).
Bij brief van 12 september 2022 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op deze aanvraag.
Op 7 oktober 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Bij uitspraak van 10 februari 2023 (met zaaknummer NL22.20352) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de staatssecretaris binnen twaalf weken na 20 december 2022 alsnog een besluit op de aanvraag van eiseres bekend dient te maken.
Op 8 september 2023 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is bij een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit geen nieuwe ingebrekestelling vereist [1] .
5. De staatssecretaris heeft niet binnen de eerder door de rechtbank gestelde termijn een besluit genomen op de mvv-aanvraag van eiseres. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de staatssecretaris op te dragen om binnen twee weken alsnog een besluit te nemen. Verder heeft eiseres verzocht om een (rechterlijke) dwangsom vast te stellen van € 250,- per dag waarmee de staatssecretaris deze termijn overschrijdt.
7. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepalen dat de staatssecretaris alsnog een besluit bekend dient te maken op de mvv-aanvraag van eiseres. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 [2] volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan.
8. In de uitspraak van 10 februari 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken na 20 december 2022 een besluit bekend te maken. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de staatssecretaris voornemens was om referent uit te nodigen voor een gehoor. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de staatssecretaris referent heeft uitgenodigd voor een gehoor op 26 mei 2023. Niet is gebleken dat de staatssecretaris thans nog nadere informatie nodig heeft om te kunnen beslissen op de aanvraag. De eerder door de rechtbank opgelegde beslistermijn is inmiddels ruimschoots overschreden. De staatssecretaris heeft bovendien geen verweerschrift ingediend waarin bijzondere omstandigheden naar voren worden gebracht die een langere termijn in het kader van de zorgvuldigheid van de besluitvorming noodzakelijk maken. Daarom legt de rechtbank conform het verzoek van eiseres een beslistermijn van twee weken op.
9. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De staatssecretaris moet ook het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 418,50;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:774