In deze zaak heeft eiseres op 20 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar referent te kunnen verblijven. Na een lange periode zonder besluitvorming heeft eiseres de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld op 12 september 2022. Vervolgens heeft zij op 7 oktober 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft eerder, op 10 februari 2023, het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken na 20 december 2022 een besluit te nemen. Echter, op 8 september 2023 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld omdat de staatssecretaris wederom niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en dat het beroep derhalve kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50, en moet hij het griffierecht van € 184,- vergoeden.