ECLI:NL:RBDHA:2023:1808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
NL22.19022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van tien jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar opgelegd aan eiser, een Mexicaanse nationaliteit houder. Eiser was op 8 december 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens verschillende delicten op grond van de Opiumwet. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 maart 2022 een terugkeerbesluit genomen, waarbij eiser werd opgedragen Nederland en de EU onmiddellijk te verlaten, omdat hij een gevaar voor de openbare orde zou vormen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij geen actueel gevaar vormt en dat zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende zijn meegewogen.

De rechtbank heeft de zaak op 20 december 2022 behandeld. Eiser heeft betoogd dat zijn veroordeling niet voldoende is om te concluderen dat hij een actuele bedreiging vormt. Hij heeft positieve gedragsverandering laten zien en betoogt dat hij onder druk van een kartel heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser een gevaar voor de openbare orde vormt, onder verwijzing naar de ernst van de gepleegde delicten en het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de criminaliteit achter eiser ligt.

De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van eiser met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden en het inreisverbod in het licht van artikel 8 van het EVRM beoordeeld. Eiser heeft geen sterke banden met Nederland of de EU aangetoond, en de rechtbank concludeert dat het besluit niet in strijd is met het EVRM. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19022

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Eiser stelt van Mexicaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
1.2
Hij is op 8 december 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar wegens verschillende delicten op grond van de Opiumwet. De politie heeft eiser gehoord over het opleggen van een terugkeerbesluit en een inreisverbod.
1.3
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat eiser Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland meteen moet verlaten. Ook heeft verweerder aan eiser een zwaar inreisverbod opgelegd voor de duur van 10 jaar. Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat eiser geen verblijfsrecht heeft in Nederland of een
ander land van de EU. Eiser moet meteen uit Nederland en de EU vertrekken omdat hij een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde is. Van eiser kan worden gevergd worden dat hij Nederland onmiddellijk na beëindiging van zijn detentie verlaat en terugkeert naar Mexico waar ook zijn vrouw en kinderen verblijven. Eiser heeft aangeven terug te willen keren naar Mexico. Niet is gebleken dat de problemen bij terugkeer naar Mexico zodanig zijn dat de terugkeer in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). Dit wordt volgens verweerder ondersteund door dat wat de strafrechter in zijn vonnis van 8 december 2021 heeft aangegeven. De strafrechter is namelijk van oordeel geweest dat niets wijst op dwang van een kartel en heeft het beroep op psychische overmacht verworpen.
1.4
Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
2.1
Eiser voert onder het kopje terugkeerbesluit aan dat hij geen actueel gevaar voor de openbare orde vormt. Het enkele feit dat hij is veroordeeld voor het misdrijf waarvoor hij nu in detentie blijft, is niet voldoende voor het aannemen van een actuele bedreiging. Uit de motivering van de strafrechtelijke veroordeling kan niet worden afgeleid dat sprake is van een actuele bedreiging, omdat hieruit geen recidivegevaar kan worden afgeleid. Het door eiser in het verleden gepleegde delict kan dan ook geen blijvende inbreuk op de openbare orde opleveren. Eiser heeft sinds zijn veroordeling een positieve gedragsverandering laten zien. Hij heeft spijt betuigd en hij laat in detentie enkel positief gedrag zien.
2.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat in het bestreden besluit is gemotiveerd waarom in het specifieke geval van eiser sprake is van (ernstig) gevaar voor de openbare orde. Verweerder is daarbij conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) ingegaan op de aard en ernst van de misdrijven, het tijdsverloop sinds de misdrijven zijn gepleegd en de evenredigheid van de maatregel. Zo heeft verweerder onder meer aangegeven dat uit het strafdossier kan worden afgeleid dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de productie van enorm grote hoeveelheden synthetische drugs. Eiser is aangehouden en zit sindsdien gedetineerd. Op geen enkele wijze duidt het tijdsverloop op zichzelf erop dat de criminaliteit achter eiser ligt. In inzet voorafgaande aan de detentie of tijdens de detentie om het leven te beteren is niet gebleken.
2.3
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt. De enkele en niet nader onderbouwde stellingen van eiser zijn onvoldoende voor het oordeel dat verweerder zich niet conform de jurisprudentie van het HvJ en de ABRvS op het standpunt heeft gesteld dat eiser een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde vormt. Dat uit de veroordeling door de strafrechter niet worden afgeleid dat er sprake is van recidivegevaar, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld, gelet op de ernst van de gepleegde delicten en dat niet is gebleken dat de criminaliteit achter eiser ligt, dat sprake is van een actuele bedreiging. De beroepsgronden van eiser treffen geen doel.
2.4
Het betoog van eiser dat sprake is van een psychische overmacht, omdat hij de strafbare handelingen onder bedreiging van een kartel heeft uitgevoerd, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het beroep op een psychische overmacht in de
strafprocedure is verworpen. Met verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat de beroepsgrond dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel geen doel treft.
3.1
Eiser voert onder het kopje inreisverbod aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
3.2
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit heeft gemotiveerd dat in de door eiser genoemde omstandigheden geen aanleiding is gezien om van het inreisverbod af te zien. Eiser heeft aangegeven geen banden te hebben met Nederland of een ander land binnen de Europese Unie. Gelet op de motivering in het bestreden besluit biedt de enkele stelling van eiser dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden geen grond voor het oordeel dat het besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
4.1
Verder voert eiser aan dat het inreisverbod in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft een zus in Madrid en ook zijn dochter woont in Europa, welke hij later wil bezoeken. Hij heeft gezins- en privéleven opgebouwd in Europa. Dit vormt aanleiding om van het opleggen van een inreisverbod af te zien.
4.2
In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser heeft aangeven dat hij zijn familieleven in Mexico uitoefent.
4.3
De rechtbank is met verweerder van oordeel, gelet op de verklaringen van eiser, dat het besluit niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De enkele en niet nader onderbouwde stellingen van eiser dat hij een zus heeft in Madrid en dat zijn dochter in Europa woont maken niet dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken van een familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
5.1
Het beroep is ongegrond.
5.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.