In deze zaak heeft verzoeker op 19 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 3 januari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 4 juli 2023 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder niet binnen de wettelijk geldende termijn van zes maanden op de asielaanvraag beslist, waardoor verzoeker terecht een beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op 20 november 2023.