In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit houder, verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geen aanleiding hoefde te zien om het verzoek van eiser in te willigen. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de benodigde medische zorg in Turkije niet toegankelijk voor hem was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij geen toegang heeft tot de noodzakelijke medische behandeling in Turkije, ondanks zijn gezondheidsproblemen, waaronder een goed gereguleerde Hiv-infectie en andere medische aandoeningen.
De rechtbank heeft de procesgang uiteengezet, waarbij verweerder in eerdere besluiten de aanvraag van eiser voor uitstel van vertrek buiten behandeling heeft gesteld en het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft in eerdere procedures geprobeerd zijn recht op verblijf te onderbouwen, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 Vw terecht is afgewezen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de bewijslast die bij de vreemdeling ligt om aan te tonen dat de medische zorg in het land van herkomst niet toegankelijk is.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening nu het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na verzending.