ECLI:NL:RBDHA:2023:18127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
NL23.18671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van eiser in het kader van de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 2 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 24 maart 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, en dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast. Dit betekent dat de staatssecretaris mag uitgaan van de veronderstelling dat Duitsland de asielprocedure op een correcte manier zal afhandelen.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat door Duitsland is geaccepteerd. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat de asielprocedure in Duitsland niet voldoet aan de Procedurerichtlijn. Eiser verwijst naar het AIDA-rapport 2022 en naar arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) om zijn standpunt te onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht is om gratis rechtsbijstand te bieden in de eerste fase van de asielprocedure in Duitsland, zolang er geen beslissing is genomen op de asielaanvraag. Eiser heeft niet aangetoond dat het voor hem onmogelijk is om rechtsbijstand te verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en dat eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 27 juni 2023, waarin de staatsecretaris de asielaanvraag van eiser van 24 maart 2023 niet in behandeling heeft genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.1
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet in behandeling had mogen nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris mag voor Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek geaccepteerd.
Mag de staatssecretaris voor Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Duitsland niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser voert in dat verband aan dat de asielprocedure in Duitsland in strijd is met de Procedurerichtlijn, omdat rechtsbijstand in Duitsland niet is gewaarborgd. Volgens eiser is het vinden van een advocaat is moeilijk, wordt in beroep nauwelijks gratis rechtsbijstand toegekend en moeten asielzoekers de eerste fase van de rechtsbijstand zelf betalen. Eiser wijst ter onderbouwing op het AIDA-rapport 2022 over Duitsland. [3] Doordat het vinden van een advocaat moeilijk is, wordt het ook lastig om een klachtprocedure bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) te starten, zoals de staatssecretaris aan eiser tegenwerpt. Dat de rechtsbijstand in Duitsland niet is gewaarborgd is volgens eiser ook in strijd met het arrest Ghezelbash van het Hof van Justitie [4] en een schending van de artikelen 3 en 13 van het EVRM. De staatssecretaris had daarom volgens eiser nader onderzoek moeten doen naar de situatie in Duitsland. Eiser verwijst naar het arrest van het EHRM inzake M.S.S. tegen België en Griekenland van 21 januari 2011. [5]
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij voor Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In de Procedurerichtlijn staat dat lidstaten alleen gratis rechtsbijstand moeten bieden als sprake is van een (beroeps)procedure tegen de beslissing op de asielaanvraag. [6] In andere gevallen kunnen lidstaten gratis rechtsbijstand bieden, maar zijn zij daartoe niet verplicht. [7] De rechtbank stelt vast dat de Duitse autoriteiten het claimverzoek op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening hebben geaccepteerd. Dit betekent dat eisers verzoek om internationale bescherming in Duitsland nog in behandeling is en hij van de Duitse autoriteiten nog geen beslissing op een asielaanvraag heeft ontvangen. Daarom zijn de Duitse autoriteiten ook nog niet gehouden om aan hem gratis rechtsbijstand te verstrekken. Lidstaten kunnen vervolgens bepalen dat de kosteloze rechtsbijstand niet wordt aangeboden wanneer het beroep volgens de rechterlijke instantie geen reële kans van slagen heeft. [8] De vraag of een zaak tegen een beslissing op een asielaanvraag kans van slagen heeft, en een vreemdeling dus recht heeft op kosteloze rechtsbijstand, wordt in Duitsland beoordeeld door een onafhankelijke rechter. Bovendien heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem persoonlijk onmogelijk zou zijn om in Duitsland rechtsbijstand te verkrijgen bij zijn asielprocedure. Ook als eisers stelling klopt is er namelijk niet zonder meer sprake van een systeemfout. Eiser wordt in Duitsland geen effectief rechtsmiddel onthouden. De rechtbank ziet daarom in hetgeen eiser onder verwijzing naar het AIDA-rapport 2022 over Duitsland heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat Duitsland op dit punt in strijd met de Procedurerichtlijn handelt, dan wel artikel 13 van het EVRM. Verder treft het beroep op arrest Ghezelbash geen doel nu het Hof spreekt over de verantwoordelijkheidscriteria genoemd in hoofdstuk III van de Dublinverordening en het in deze zaak slechts gaat om de vraag of Duitsland zich wel of niet houdt aan de internationale verplichtingen. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser, indien Duitsland zich niet houdt aan haar internationale verplichtingen, daarover kan klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten. Niet is gebleken dat dat voor eiser niet mogelijk is. Gelet hierop is het ook niet aannemelijk dat een eventuele overdracht naar Duitsland in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding eiser te volgen in zijn stelling dat de staatssecretaris had moeten informeren naar de stand van zaken van de asielprocedure in Duitsland en garanties had moeten vragen over toegang tot de asielprocedure en opvang tijdens de behandeling van de aanvraag.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en eiser mag overdragen aan Duitsland. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dit mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiser wijst op het AIDA-rapport ‘Country Report: Duitsland. 2022 Update’.
4.HvJEU 7 juni 2016, C-63/15, ECLI:EU:C:2016:409 (Ghezelbash)
5.ECLI:NL:XX:2011:BP4356; het arrest M.S.S.
6.Dat staat in artikel 20, eerste lid, van de Procedurerichtlijn.
7.Dat staat in artikel 20, tweede lid, van de Procedurerichtlijn.
8.Dat staat in artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn.