In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in vreemdelingenbewaring zit, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is bepaald dat hij wordt overgedragen aan de autoriteiten van Frankrijk op basis van de Dublinverordening. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om het verzoek om een voorlopige voorziening met voorrang te behandelen, wat is ingewilligd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overdracht van verzoeker aan een andere lidstaat zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden, maar dat het beroep van verzoeker niet voor het einde van de overdrachtstermijn kan worden behandeld. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker eerder over te dragen. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit is geschorst en verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.