ECLI:NL:RBDHA:2023:18158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.35463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de bewaring van een vreemdeling op basis van de Dublinverordening en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser was in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met als doel hem over te dragen aan Spanje op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Spaanse autoriteiten het claimverzoek van verweerder op 3 november 2023 hebben afgewezen, met als argument dat eiser het grondgebied van Spanje langer dan drie maanden had verlaten. Eiser heeft verzocht om heroverweging van deze afwijzing, maar de Spaanse autoriteiten hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de bewaring niet kan worden gehandhaafd op de Dublingrondslag, omdat de termijn voor overdracht is verstreken en de maatregel te laat is opgeheven. Hierdoor is de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig geworden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding van € 300,- aan eiser, alsook de proceskosten van € 837,-. De rechtbank benadrukt dat de afwijzing van het claimverzoek door Spanje gebaseerd was op een onjuiste uitleg van de Dublinverordening, wat de noodzaak voor heroverweging onderstreept. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter S. van Lokven, in aanwezigheid van griffier A.E.M. Genders.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35463
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 21 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.L. Saija),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Zitting hebben:

Mr. S. van Lokven rechter
mr. A.E.M. Genders griffier

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de maatregel op 20 november 2023 opgeheven en eiser diezelfde dag in vrijheid gesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben op voorhand laten weten niet te zullen verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aansluitend aan de behandeling ter zitting en sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 300,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,- .

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986.
2. Verweerder heeft eiser op de Dublingrondslag in bewaring gesteld en twee zware en drie lichte gronden aan de maatregel ten grondslag gelegd om een significant onttrekkingsrisico te onderbouwen.
3. De beroepsgrond dat de bewaringsmaatregel onrechtmatig is omdat er geen terugkeerbesluit is genomen slaagt niet. De Terugkeerrichtlijn is niet van toepassing op Dublinclaimanten. Eiser is ook niet in bewaring gesteld om de terugkeer naar zijn land van herkomst te effectueren, maar om eiser over te dragen aan Spanje. Eiser heeft de twee zware gronden betwist, maar ook dit slaagt niet. Verweerder heeft in de maatregel terecht gemotiveerd dat eiser toen hij na inreis door de Kmar is gecontroleerd, niet meteen melding heeft gemaakt van zijn onrechtmatige verblijf en ook geen fysiek identiteitsdocument heeft getoond. Beide zware gronden zijn feitelijk juist en onderbouwen het significante onttrekkingsrisico. Eiser stelt verder dat verweerder de grondslag van de maatregel had moeten wijzigen nadat de Spaanse autoriteiten het claimverzoek van verweerder hebben afgewezen. De rechtbank volgt dat niet. Verweerder mag na een afwijzing van een claimverzoek om heroverweging van deze afwijzing verzoeken en in dit geval bestond daar ook alle aanleiding toe. Eiser heeft aangeven naar Spanje te willen vertrekken en daar een vaste verblijfplaats te hebben. Verder heeft eiser familieleden die in Nederland wonen. Verweerder had volgens eiser met de oplegging van een lichter middel moeten volstaan. Ook dit volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in de maatregel genoegzaam gemotiveerd waarom niet is volstaan met de oplegging van een lichter middel. Verweerder heeft voorafgaand aan oplegging van de maatregel navraag gedaan bij de Spaanse autoriteiten over een mogelijk verblijfsrecht van eiser en op grond hiervan vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Spanje. Verweerder is afhankelijk van de aanvaarding van een claimverzoek om eiser over te kunnen dragen aan Spanje en kan eiser, gelet op deze omstandigheden, bezwaarlijk toestaan om zonder geldig identiteitsbewijs en grensoverschrijdingsbewijs zelfstandig naar Spanje te gaan, terwijl hij geen verblijfrecht in Spanje heeft. Gelet op de verklaringen van eiser heeft verweerder mogen concluderen dat de oplegging van een lichter middel niet zal leiden tot gereguleerd vertrek van eiser naar Spanje. Dat de oplegging en tenuitvoerlegging van de maatregel onevenredig bezwarend zou zijn, blijkt niet. Eiser heeft verklaard over zijn medische problematiek waarop verweerder een GGD-arts eiser heeft laten schouwen en medicatie heeft voorgeschreven. Eiser heeft tot slot niet geconcretiseerd en onderbouwd dat hij in afwachting van de overdracht bij in Nederland wonende familieleden kan verblijven.
4. De hiervoor genoemde gronden slagen niet. De rechtbank stelt vast dat de maatregel rechtmatig is opgelegd en rechtsgeldig is ondertekend en uitgereikt. Na de opheffing van de maatregel heeft eiser als beroepsgrond aangevoerd dat hij eerder in vrijheid had moeten worden gesteld omdat de Spaanse autoriteiten niet hebben gereageerd op het verzoek om heroverweging. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank motiveert dit als volgt.
5. Verweerder heeft op 27 oktober 2023 een claimverzoek ingediend bij de Spaanse autoriteiten omdat uit Eurodac volgt dat eiser op 30 november 2021 een asielaanvraag in Spanje heeft gedaan. De Spaanse autoriteiten hebben dit claimverzoek op 3 november 2023 afgewezen en stellen zich op het standpunt dat hun verantwoordelijkheid op grond van artikel 19, tweede lid, Dublinverordening is komen te vervallen omdat eiser na 17 april 2023 niet meer in Spanje is geweest en dit een periode betreft die langer is dan drie maanden.
Verweerder heeft op 3 november 2023 om heroverweging van de afwijzing van het claimverzoek verzocht. De rechtbank begrijpt dit omdat de afwijzing is gebaseerd op een evident onjuiste uitleg van artikel 19, tweede lid, Dublinverordening. De verantwoordelijkheid komt op grond van deze bepaling te vervallen als Spanje kan aantonen dat eiser het grondgebied van de lidstaten ten minste drie maanden heeft verlaten en dus de
Unie en niet alleen Spanje heeft verlaten.
Verweerder heeft in het verzoek om heroverweging terecht verzocht om een reactie binnen twee weken en heeft daarbij verwezen naar het arrest van het Hof van 13 November 2018 in de zaken C-47/17 en C-48/17 en heeft ook terecht vermeld dat eiser in bewaring is gesteld.
6. De Spaanse autoriteiten hebben niet gereageerd op het verzoek om heroverweging. Dit betekent, zoals verweerder in het verzoek om heroverweging zelf ook aangeeft, dat na 17 november 2023 geen claimakkoord meer tot stand kan komen en verweerder eiser niet langer kan overdragen aan Spanje. Dit betekent dus ook dat de bewaring niet kan worden gehandhaafd op de Dublingrondslag. Indien verweerder eiser aansluitend in bewaring had willen stellen op een andere grondslag, had deze grondslagwijziging in beginsel binnen 48 uur moeten plaatsvinden. Dit is niet gebeurd. De maatregel is op 20 november 2023 opgeheven en dat is te laat. De tenuitvoerlegging van de maatregel is daarom met ingang van 18 november 2023 onrechtmatig geworden. Verweerder heeft de maatregel opgeheven en eiser in vrijheid gesteld, maar heeft daarbij geen schadevergoeding en proceskostenvergoeding aangeboden omdat verweerder de tenuitvoerlegging van de maatregel – ten onrechte- tot aan de opheffing rechtmatig heeft geacht.
7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren omdat de tenuitvoerlegging van de maatregel met ingang van 18 november 2023 tot aan de opheffing van de maatregel op 21 november 2023 onrechtmatig is geweest.
8. Omdat de maatregel al is opgeheven en eiser al in vrijheid heeft gesteld, hoeft de rechtbank dit niet te doen. Het beroep is gegrond zodat eiser aanspraak maakt op schadevergoeding en de rechtbank zal een proceskostenveroordeling uitspreken en hierbij uitgaan van de standaardmatig toegekende bedragen.
De rechtbank heeft er melding van gemaakt dat er een rechtsmiddel openstaat en welke termijn hiervoor geldt.
Deze uitspraak is aldus in het openbaar gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Genders, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op: 24 november 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.