ECLI:NL:RBDHA:2023:18165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.31081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overdracht van een asielzoeker aan Litouwen op basis van een Duldung

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 24 november 2023, staat de overdracht van een asielzoeker aan Litouwen centraal. De eiser, een Russische nationaliteit houder, heeft een Duldung ontvangen van de Duitse autoriteiten, wat volgens hem een verblijfstitel zou moeten zijn in de zin van de Dublinverordening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling genomen, omdat hij Litouwen verantwoordelijk acht voor de asielaanvraag. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de status van de Duldung en of deze als verblijfstitel kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om bij de Duitse autoriteiten na te gaan of het claimverzoek op basis van de Duldung zou zijn aanvaard. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot er meer duidelijkheid is over de status van de Duldung. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier K.M.R.L. Kamp en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.31081 T

Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser](V-nummer: [v-nummer]), eiser,
(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D.J.G.M. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), niet in behandeling genomen omdat hij Litouwen hiervoor verantwoordelijk acht.
Eiser heeft op 29 september 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen [1] .
Op 25 oktober 2023 heeft deze rechtbank, deze zittingsplaats, de voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden eiser over te dragen aan Litouwen totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1962 en de Russische nationaliteit te hebben.
2. Uit Eurodac blijkt dat eiser op 6 mei 2016 en op 10 april 2017 in Litouwen een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Eiser heeft nadien gedurende lange tijd in Duitsland verbleven. Op 22 mei 2023 is een claimakkoord met Litouwen tot stand gekomen. Verweerder ziet geen aanleiding om de behandeling van de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken en wil eiser op grond van het overdrachtsbesluit dat in de onderhavige procedure ter toetsing voorligt overdragen aan Litouwen.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder de autoriteiten van Litouwen niet, of onvoldoende heeft geïnformeerd. Verweerder heeft in het claimverzoek niet vermeld dat eiser beschikt over een Duldung. De Duldung is een verblijfstitel als bedoeld in artikel 2g van de Dublinverordening. Op grond van deze door Duitsland verstrekte verblijfstitel, was Duitsland en niet Litouwen verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Doordat het claimverzoek onvolledig is geweest, is er geen rechtsgeldig claimakkoord tot stand gekomen. Daarnaast kan verweerder niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan ten aanzien van Litouwen. Tenslotte is eiser van mening dat uit zijn relaas blijkt dat er sprake is van individuele, bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder de asielaanvraag aan zich had moeten trekken. Eiser heeft hierbij met name gewezen op zijn medische problematiek en de omstandigheid dat hij hiervoor in Duitsland is behandeld. Eiser heeft in beroep meerdere documenten overgelegd om de duur van zijn verblijf in Duitsland te onderbouwen.
4. De rechtbank overweegt dat partijen primair verschillen over de vraag of een Duldung een verblijfstitel in de zin van de Dublinverordening is en de afgifte hiervan leidt tot verantwoordelijkheid voor het behandelen van de asielaanvraag. De rechtbank heeft deze vraag ter zitting uitgebreid met beide partijen besproken en overweegt hierover het navolgende.
5. Artikel 2l van de Dublinverordening bepaalt het navolgende:
l) “verblijfstitel”: een door de autoriteiten van een lidstaat afgegeven machtiging waarbij het een onderdaan van een derde land of een staatloze wordt toegestaan op het grondgebied van die lidstaat te verblijven, met inbegrip van de documenten waarbij personen worden gemachtigd zich op het grondgebied van die lidstaat op te houden in het kader van een tijdelijke beschermingsmaatregel of in afwachting van de tenuitvoerlegging van een verwijderingsmaatregel die tijdelijk door bepaalde omstandigheden niet kan worden
uitgevoerd, echter met uitzondering van visa en verblijfsvergunningen die zijn afgegeven tijdens de periode die nodig is om de verantwoordelijke lidstaat te bepalen in de zin van
deze verordening of tijdens de behandeling van een verzoek om internationale bescherming of een aanvraag voor een verblijfsvergunning.
6. Artikel 12, eerste lid, van de Dublinverordening bepaalt het navolgende:

1. Wanneer de verzoeker houder is van een geldige verblijfstitel, is de lidstaat die deze titel heeft afgegeven, verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale

bescherming.

7. Eiser heeft een door de Duitse autoriteiten afgegeven Duldung overgelegd met een geldigheidsduur tot 17 juli 2023. Deze Duldung is door Bureau Documenten onderzocht en echt bevonden Op het document is vermeld “Aussetzung der Abschiebung (Duldung) – Kein Aufenthaltstitel – Der Inhaber ist aussreisepflichtig.”
De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante bepalingen van het Aufenthaltsgesetz en heeft kennisgenomen van meerdere bronnen waaruit valt af te leiden dat de Duitse autoriteiten een hervorming van het verblijfsrecht beogen. De Duldung lijkt een intermediaire status naar nationaal Duits recht te zijn op grond waarvan thans verblijfsaanspraken kunnen worden opgebouwd. Anders dan verweerder heeft gesteld, lijkt de Duldung thans méér rechten te omvatten dan een uitstel van vertrek. Anders dan eiser heeft gesteld is het echter ook niet zonder meer duidelijk dat deze Duitse status een verblijfstitel is in de zin van de Dublinverordening. Tegelijkertijd heeft te gelden dat de Duitse autoriteiten op de hoogte zijn geweest van de aanwezigheid van eiser en eiser niet hebben overgedragen aan Litouwen, maar een Duldung hebben verstrekt. De beroepsgrond van eiser dat sprake is van een verblijfstitel op grond waarvan hij aan Duitsland had kunnen worden overgedragen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn in Nederland ingediende asielaanvraag is verstrekkend. Indien eiser gevolgd moet worden betekent dit dat verweerder ten onrechte een claimverzoek bij de Litouwse autoriteiten heeft ingediend en ten onrechte heeft nagelaten de Litouwse autoriteiten te informeren dat eiser beschikt over een Duldung. Aan het claimakkoord zou in die omstandigheden geen waarde meer toekomen en aangezien de termijn om alsnog een claimverzoek bij de Duitse autoriteiten in te dienen is verstreken, zou dat tot gevolg hebben dat verweerder verantwoordelijk zou zijn geworden voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
8. De rechtbank stelt vast dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats op 25 oktober 2023 het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen heeft toegewezen. Door het treffen van de voorziening is voorkomen dat eiser op 26 oktober 2023 is overgedragen aan Litouwen. Dit betekent ook dat de overdrachtstermijn is gestuit en opnieuw zal aanvangen nadat de rechtbank heeft beslist op het beroep. Omdat de rechtbank meer zekerheid wil verkrijgen over de status van de Duldung en meer in het bijzonder of deze nationale status moet worden gekwalificeerd als een verblijfstitel in de zin van de Dublinverordening en omdat door het enkele verrichten van nader onderzoek de overdrachtstermijn niet ongebruikt zal verstrijken, zal de rechtbank verweerder in de gelegenheid stellen zich nader te vergewissen bij de Duitse autoriteiten.
9. De rechtbank zal verweerder in de gelegenheid stellen aan de Duitse autoriteiten de vraag voor te leggen of een claimverzoek op grond van de door eiser overgelegde Duldung zou zijn aanvaard.
10. De rechtbank zal verweerder een termijn van twee weken geven om mede te delen of hij van de geboden gelegenheid gebruik maakt en zo ja, vier weken geven om de betreffende vraag daadwerkelijk voor te leggen aan de Duitse autoriteiten. De rechtbank zal partijen daarna informeren over de verdere voortgang van de procedure.
11. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twee weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier mede te delen of hij gebruik wil maken van de gelegenheid zich nader te vergewissen bij de Duitse autoriteiten op de wijze zoals de rechtbank heeft bepaald;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier zich nader te vergewissen bij de Duitse autoriteiten op de wijze zoals de rechtbank heeft bepaald en de vraag zoals geformuleerd door de rechtbank in rechtsoverweging 9 aan de Duitse autoriteiten te doen toekomen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.M.R.L. Kamp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 24 november 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak kunnen partijen geen hoger beroep instellen. Hoger beroep is slechts mogelijk tegelijk met het hoger beroep tegen de nog te wijzen einduitspraak.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL23.31082.